Geloof, Deel 3 van 3Voorbeeld

Geloof geeft vrijmoedigheid om tot God te naderen

“Laten wij tot Hem [=God] naderen met een waarachtig hart, in volle zekerheid van het geloof, nu ons hart gereinigd is van een slecht geweten en ons lichaam gewassen is met rein water” (Hebreeën 10:22, HSV).

“Tot God naderen”, dat is nogal wat. Als je een klein beetje zelfkennis hebt, voel je wel aan dat dit eigenlijk niet mogelijk is. De Heere God wordt in de Bijbel beschreven als volmaakt, heilig en oneindig groot. Als de profeet Jesaja Hem in een visioen ziet, roept hij verschrikt uit: “Wee mij, want ik verga! … Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de legermachten, gezien” (Jesaja 6:5, HSV). God en mens oog in oog — dat gaat niet.

In Psalm 24 wordt de vraag gesteld: “Wie zal de berg van de HEERE beklimmen? Wie zal staan in Zijn heilige plaats?” Het antwoord luidt: “Wie rein is van handen en zuiver van hart.” Maar ja, wie durft dat van zichzelf te zeggen? Niemand toch? Als wij met ons zondige hart tot God zouden naderen, zou zijn heiligheid ons vernietigen.

Toch zegt Hebreeën 10:22 dat we “in volle zekerheid van het geloof” bij Hem mogen komen, omdat we gereinigd zijn. Als wij in geloof Gods aanbod van vergeving aanvaarden, dan staat de barrière van de zonde niet langer tussen Hem en ons in. Dan mogen we daadwerkelijk vol vertrouwen bij God komen.

Durf jij dat, tot God naderen? Wat stel je je daar precies bij voor?