Geloof, Deel 3 van 3Voorbeeld

Wie gelooft, ontvangt eeuwig leven

“Jezus zei tegen haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft u dat?” (Johannes 11:25-26, HSV).

Keer op keer legt de Heere Jezus de verbinding tussen “geloof” en “eeuwig leven”. Vooral in het evangelie van Johannes komt dit als een refrein terug.

In verschillende verzen wordt “eeuwig leven” gecontrasteerd met “verloren gaan”, “verdoemenis”, “dood” en “de toorn van God”. Het gaat hier niet alleen om kwantiteit, alsof gelovigen enkel wat langer leven dan ongelovigen. Het gaat vooral over een diepe kwaliteit van leven, dat hier op aarde al begint en zich in het hiernamaals nog verder ontplooit.

Zonder geloof leef je onder Gods toorn, en dat leidt uiteindelijk tot de eeuwige dood. Er zijn niet eens woorden om te beschrijven hoe vreselijk die toestand is. De Bijbel noemt het bijvoorbeeld “uiterste duisternis”. De Heere Jezus had er zijn leven voor over om ons van die toestand te redden. Hij wil ons eeuwig leven geven. Straks, als ons lichaam sterft, maar ook nu al. Wie gelooft, mag leven in Gods licht en is bevrijd van zijn toorn. Wat een opluchting is dat! En dat eeuwige leven wordt nog mooier als straks Gods nieuwe wereld komt, op “de laatste dag”.

Denk jij bij “eeuwig leven” vooral aan kwaliteit of kwantiteit? Probeer je eens voor te stellen hoe geweldig het is dat eeuwig leven beide aspecten in zich heeft: grenzeloze vreugde en blijdschap die nooit meer ophoudt! Welke gedachten komen bij je boven?