Jezus in de ander zienVoorbeeld

Het is een fantastische gedachte dat de koning in deze gelijkenis, dat is Jezus zelf, zich met zijn volgelingen vereenzelvigt. Hij noemt ons ‘mijn broeders en zusters.’ Hij beschouwt jou dus als zijn familie. Jij bent deel van het koninklijke gezin van Jezus, en dus steunt Hij jou door dik en dun. Ook als het je eens behoorlijk tegenzit moet je dat niet vergeten.

De honderden miljoenen arme christenen wereldwijd, en de christenen in Nederland die van hulp afhankelijk zijn, zijn natuurlijk evengoed deel van het ene christelijke gezin rond onze broeder, Jezus. Dat wij willen zorgen voor die arme gezinsleden is dus heel natuurlijk: Je laat je broer of zus toch geen honger lijden als je daar ook maar iets aan kan doen?

Jezus zegt het heel radicaal: 'als jij iemand helpt die hulp nodig heeft, help je Mij', dus je helpt in feite Jezus. Hij vereenzelvigt zich zo met die arme gelovigen dat wat jij voor ze doet, in wezen voor Jezus wordt gedaan.

Omgekeerd dan ook: als wij geen poot uitsteken voor mensen die hulp nodig hebben, negeren we Jezus die hulp vraagt. Dat is een pijnlijke gedachte.

In 2017 deed het Christelijke Charitatief Peil (CCP) onderzoek onder 7400 Nederlanders naar hun geefgedrag. De conclusie was interessant: de helft van de protestanten geeft minstens 50 euro per maand aan goede doelen, terwijl van de niet-gelovigen maar 10% dat doet.

Wie God als Vader kent, weet hoe goedgeefs Hij is. Het is niet vreemd dat iets van Vader’s goedgeefsheid ook het gedrag van zijn kinderen bepaalt. Maar laten we eerlijk zijn: we hebben nog veel te leren op dit gebied.

GEBED
'Vader, help me om in andere gelovigen Uw Zoon, Jezus te zien. Ik ben Uw kind, maar die ander is dat ook. Help me om te zien wat ik concreet kan doen voor wie hulp nodig hebben.'