God van achteren zien

Vandaag lezen we een bijzondere tekst uit een dialoog tussen God en Mozes, waar God tegen Mozes zegt:

‘Als Ik mijn hand weghaal, zul je Mij van achteren zien; mijn gezicht mag niemand zien’ (GOD in Exodus 33:23).

Wat is hier gaande? Als Mozes het volk Israël uit het land van slavernij bevrijd heeft en met hen op weg gaat naar het Beloofde Land, komt er een moment dat God besluit niet langer met het koppige volk op te trekken. Mozes roept het dan uit tot God: ‘Als U niet zelf meegaat, laat ons dan van hier niet verder trekken!’ en: ‘Laat mij toch uw majesteit zien!’

God stemt toe in het verzoek van Mozes: ‘Ik zal in mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam ‘Heer’ uitroepen. Maar mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven. Er is een plaats op de rots waar je dicht bij Mij kunt komen staan. Als dan mijn majesteit voor je langs gaat, zal Ik je in een kloof laten schuilen en mijn hand beschermend voor je houden tot Ik voorbij ben. Als Ik mijn hand weghaal, zul je Mij van achteren zien; mijn gezicht mag niemand zien.’

Zelfs Mozes, die een vriend van God wordt genoemd, kon Gods gezicht niet aanschouwen en in leven blijven. Gods hand beschermde hem tegen de intensiteit van zijn heerlijkheid. Hoe dat in zijn werk ging kan ik je niet uitleggen. Als God voorbij is getrokken neemt Hij zijn hand weer weg, zodat Mozes God nog net van achteren kan zien: een glimpje van zijn heerlijkheid.

Hoe dat eruitzag? Niemand die het weet. Misschien mocht Mozes God alleen maar ‘van achteren’ zien, omdat Jezus alleen ons het gezicht van God zou laten zien. Hij zei: ‘Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’ (Johannes 14:9). Het gezicht van God werd zichtbaar in het leven van Jezus Christus. Nu kun je weten wie God werkelijk is.