Toen ging Judas Iskariot, een van de twaalf, naar de leidende priesters. Hij vroeg: ‘Hoeveel krijg ik als ik u Jezus in handen speel?’ Zij gaven hem dertig zilveren munten. Vanaf dat moment wachtte Judas zijn kans af om Jezus te verraden. Op de eerste dag van Pesach, het Joodse Paasfeest, (de dag dat de Joden al het brood dat met gist is gebakken uit hun huis verwijderen) vroegen de leerlingen aan Jezus: ‘Waar zullen wij het Paasmaal klaarmaken?’ ‘Ga naar de stad, naar meneer die-en-die,’ antwoordde Hij. ‘Zeg tegen hem dat mijn tijd gekomen is en dat Ik met mijn leerlingen het Paasmaal in zijn huis wil eten.’ De leerlingen deden zoals Hij hun gezegd had en maakten het Paasmaal klaar. Terwijl Hij die avond met de groep van twaalf zat te eten, zei Hij: ‘Een van jullie zal Mij verraden.’ Dat sneed hen diep door de ziel. En een voor een vroegen zij: ‘Ik ben het toch niet?’ Jezus antwoordde: ‘Aan wie Ik het eerst het eten heb aangereikt, die is het. Ik, de Mensenzoon, moet wel sterven zoals door de profeten is gezegd. Maar wat ziet het er slecht uit voor degene die de Mensenzoon verraadt. Het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.’ Ook Judas vroeg: ‘Meester, ben ik het?’ En Jezus antwoordde: ‘Jij zegt het zelf.’ Tijdens het eten nam Jezus een brood, dankte God ervoor, brak het in stukken en gaf het aan zijn leerlingen. ‘Neem dit,’ zei Hij, ‘en eet het op, want dit is mijn lichaam.’ Daarna nam Hij een beker wijn, dankte God ervoor en gaf die aan hen. ‘Drink er allemaal uit,’ zei Hij. ‘Dit is mijn bloed, waarmee het nieuwe verbond wordt bezegeld. Het zal vloeien om vergeving van de zonden te bewerken. Let op mijn woorden: Ik zal geen wijn meer drinken tot de dag dat Ik met jullie nieuwe wijn zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader.’ Na de maaltijd zongen zij een lied tot eer van God en gingen vervolgens naar de Olijfberg. Onderweg zei Jezus tegen hen: ‘Vannacht zullen jullie Mij allemaal in de steek laten. Want in de Boeken staat: “Ik zal de herder doden en de schapen zullen uiteengejaagd worden.” Maar nadat Ik weer levend ben geworden, zal Ik naar Galilea gaan en jullie daar ontmoeten.’ Petrus protesteerde: ‘Al laat iedereen U in de steek, ik niet!’ ‘Petrus,’ antwoordde Jezus. ‘De waarheid is dat jij voordat er vannacht een haan kraait, drie keer zult beweren dat je Mij niet kent.’ ‘Ik zou liever sterven!’ hield Petrus vol. Dat zeiden ook de andere leerlingen.
Lees Mattheüs 26
Luisteren Mattheüs 26
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Mattheüs 26:14-35
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's