Matteüs 26:14-35

Matteüs 26:14-35 BB

Toen ging één van de twaalf leerlingen, Judas Iskariot, naar de leiders van de priesters. Hij vroeg: "Wat willen jullie mij betalen? Dan zal ik ervoor zorgen dat jullie Jezus gevangen kunnen nemen." Ze gaven hem 30 zilverstukken. Vanaf dat moment probeerde Judas een moment te vinden om Jezus aan hen uit te leveren. Op de eerste dag van het Feest van de Ongegiste Broden kwamen de leerlingen Jezus vragen: "Waar wilt U de paasmaaltijd eten? Dan gaan we alles klaarmaken." Hij zei: "Ga naar de stad, naar die-en-die. Zeg tegen hem: 'De meester zegt: 'Het is mijn tijd. Ik wil met mijn leerlingen bij jou het Paasfeest vieren.' " De leerlingen deden wat Jezus had gezegd en ze maakten het paaslam klaar. Toen het avond was geworden, ging Hij met de twaalf leerlingen aan tafel. Tijdens de maaltijd zei Hij: "Luister goed! Ik zeg jullie dat één van jullie Mij zal verraden." Daar werden ze heel bedroefd over. En ze vroegen Hem om de beurt: "Ben ik dat, Heer?" Hij antwoordde: "De man die tegelijk met Mij [ zijn brood ] in de schotel heeft ingedoopt, die zal Mij verraden. De Mensenzoon zal sterven op de manier die al van tevoren in de Boeken is opgeschreven. Maar het zal slecht aflopen met de man die Hem heeft verraden. Het zou beter voor hem zijn geweest als hij niet was geboren." Judas, de verrader, antwoordde: "Ben ik dat, Meester?" Jezus antwoordde: "Je zegt het zelf." Toen ze aan het eten waren, nam Jezus een brood. Hij zegende het, brak het in stukken en gaf het aan zijn leerlingen. Hij zei: "Neem dit en eet het. Het is mijn lichaam." Toen nam Hij de beker met wijn. Hij dankte God ervoor en gaf hem aan de leerlingen. Hij zei: "Drink hier allemaal van. Deze wijn is mijn bloed waarmee God een nieuw verbond sluit met de mensen. Mijn bloed wordt uitgegoten om de mensen te kunnen vergeven dat ze ongehoorzaam zijn aan God. Maar Ik zeg jullie dat Ik vanaf nu geen wijn meer zal drinken, totdat Ik samen met jullie nieuwe wijn zal drinken in het Koninkrijk van mijn Vader." En nadat ze de dankliederen hadden gezongen, vertrokken ze naar de Olijfberg. Toen zei Jezus tegen hen: "Vannacht zullen jullie Mij allemaal in de steek laten. Want er staat in de Boeken: 'Ik zal de herder doden en de schapen van de kudde zullen uit elkaar gejaagd worden.' Maar Ik zal weer uit de dood opstaan. Dan zal Ik voor jullie uit reizen naar Galilea." Petrus antwoordde: "Ik zal U echt nooit in de steek laten! Zelfs niet als alle anderen dat wél doen!" Jezus zei tegen hem: "Luister goed! Ik zeg je: voordat de haan kraait zul je vannacht drie keer zeggen dat je Mij niet kent." Petrus zei tegen Hem: "Ik zal nooit zeggen dat ik U niet ken! Zelfs niet als ze mij met U zouden doden!" De andere leerlingen zeiden hetzelfde.