Bidden & Vasten IIVoorbeeld

GELOOF EN WONDEREN

Soms kom je mensen tegen die altijd geloof hebben voor de meest ongelofelijke dingen en het gebeurt nog ook. Dan heb je waarschijnlijk te maken met iemand die opereert in de gave van geloof.

Wat doet geloof?

God wordt blij van geloof (Hebreeën 11:6). Toen Jezus op aarde was, sprak Hij regelmatig mensen aan op hun geloof. Hij sprak klein geloof aan (bijv. in Mattheüs 8:26, Mattheüs 14:31), omdat klein geloof zich niet richt op wie God is, wat Hij heeft gedaan en kan doen. Klein geloof richt zich op omstandigheden of mensen, met angst en zorgen maken als gevolg. Tegelijkertijd kon Jezus zich verwonderen over iemands geloof. Over één persoon zei Hij zelfs dat Hij in heel Israël nog niet zo’n groot geloof had gezien.

• “een dienaar van een zekere hoofdman over honderd, die hij zeer waardeerde, was ziek en lag op sterven. Toen hij over Jezus gehoord had, stuurde hij de oudsten van de Joden naar Hem toe en dezen vroegen Hem te komen en zijn dienaar gezond te maken. Toen die bij Jezus gekomen waren, smeekten zij Hem indringend en zeiden: Hij is het waard dat U dat voor hem doet, want hij heeft ons volk lief en heeft zelf de synagoge voor ons gebouwd. En Jezus ging met hen mee, maar toen Hij niet ver meer van het huis was, stuurde de hoofdman enkele vrienden naar Hem toe om tegen Hem te zeggen: Heere, doe geen moeite, want ik ben het niet waard dat U onder mijn dak komt. Daarom heb ik ook mijzelf niet waard geacht naar U toe te komen, maar spreek een woord en mijn knecht zal genezen zijn. Want ik ben ook iemand die onder gezag van anderen gesteld is, en heb zelf soldaten onder mij; ik zeg tegen de een: Ga! en hij gaat; en tegen de ander: Kom! en hij komt; en tegen mijn dienaar: Doe dat! en hij doet het. Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich over hem, en Hij keerde Zich om en zei tegen de menigte die Hem volgde: Ik zeg u: Ik heb zelfs in Israël zo'n groot geloof niet gevonden. En toen zij die gestuurd waren, in het huis teruggekeerd waren, vonden zij de zieke dienaar gezond.”
  Lukas 7:2-10 (HSV)

Door geloof krijgt God de ruimte om te doen wat alleen Hij kan doen. Het geeft Hem eer, zoals de hoofdman Jezus’ waardigheid erkent, als hij zegt dat hij het niet waard is dat Jezus onder zijn dak komt. De Heilige Geest geeft de gave van geloof om grote dingen van Hem te verwachten en anderen aan te moedigen hetzelfde te doen. Om ons oog gericht te houden op Jezus, de “Leidsman en Voleinder van het geloof” (Hebreeën 12:2, HSV), want voor wie gelooft zijn alle dingen mogelijk (Markus 9:23).

Kracht om wonderen te doen

Naast de gave van geloof geeft de Heilige Geest ons kracht om wonderen te doen. Jezus is daarin ons voorbeeld. Hij gaf duizenden mensen te eten met maar een paar broden en vissen (Mattheüs 14:13-21). Hij liep over water en Petrus ook (Mattheüs 14:25-29). Hij bracht mensen terug uit de dood, zoals Lazarus (Johannes 11:1-45), het dochtertje van Jaïrus (Lukas 8:49-56) en de zoon van een weduwe (Lukas 7:11-15). Voordat Jezus naar de hemel ging, vertelde Hij zijn discipelen om uit te gaan om het goede nieuws overal te vertellen en dat Hij wonderen door hen heen zou doen.

• "En Hij zei tegen hen: Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen. Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. En hen die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij demonen uitdrijven; in vreemde talen zullen zij spreken; slangen zullen zij oppakken; en als zij iets dodelijks zullen drinken, zal het hen beslist niet schaden; op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen gezond worden. De Heere dan is, nadat Hij tot hen gesproken had, opgenomen in de hemel en heeft Zich gezet aan de rechterhand van God, maar zij gingen overal heen om te prediken, en de Heere werkte mee en bevestigde het Woord door de tekenen die erop volgden."
  Markus 16:15-20 (HSV)

Jezus’ discipelen hadden zoveel wonderen van dichtbij meegemaakt. Nu wilde God door hen zelf heen werken. En niet alleen door hen; ook door állen die het evangelie "geloofd zullen hebben" (vers 17). Paulus was zo iemand die van Gods wonderen kon getuigen. Bijvoorbeeld toen hij als gevangene op Malta aankwam en de eilandbewoners bij hem een wonder zagen gebeuren.

• “Eenmaal aan land hoorden we dat het eiland Malta heette. De bewoners van het eiland waren heel erg vriendelijk voor ons. Ze staken een groot vuur aan en haalden ons er allemaal bij. Want het was erg koud en het regende. Ook Paulus verzamelde takken voor het vuur. Toen hij die op het vuur legde, kwam er door de hitte een adder uit. Hij beet zich vast in Paulus' hand. Toen de bewoners van het eiland het dier aan zijn hand zagen hangen, zeiden ze tegen elkaar: "Deze man is vast een moordenaar. De wraakgodin wil niet dat hij in leven blijft. Het is hem gelukt om aan de zee te ontsnappen. Nu probeert ze hem op deze manier te doden." Maar Paulus schudde het dier van zijn hand af in het vuur, zonder last te hebben van het gif. De bewoners van het eiland verwachtten dat hij zou opzwellen of plotseling dood zou neervallen. Maar na lang wachten zagen ze dat er niets bijzonders met hem gebeurde. Toen veranderden ze van gedachten en zeiden ze dat hij een god was.”
  Handelingen 28:1-6 (BB)

Paulus doet gewoon zijn ding als een adder hem bijt. Op het moment dat hij gebeten wordt, reageert hij niet op wat de mensen zeggen. Hij schudt de slang van zich af en gaat door met waar hij mee bezig was zonder dat hij ergens last van heeft. Door dit wonder zagen mensen hem niet meer als ‘moordenaar’, maar stonden ze opeens open voor wat hij te brengen had.

Nu de Heilige Geest is uitgestort en wij ook de gaven van de Heilige Geest hebben ontvangen, hebben wij dezelfde autoriteit gekregen. Ook voor de kracht van wonderen geldt dat bij God alle dingen mogelijk zijn voor wie gelooft.

Vragen

1. Herken jij bij jezelf, of iemand in je omgeving, de gave van geloof?
   1. Waar blijkt dat uit?
   2. Wat betekent dat voor jou?
2. Ben jij wel eens getuige geweest van een wonder?
   1. Wat doet het met jou als je dat meemaakt?
   2. Wat was de reactie van degene die het wonder ontving?
   3. Hoe bouwt het jouw geloof?
3. Hoe zou jij willen groeien in deze gaven?
   1. Welke stap ga je daar in zetten?