De dood en opstanding van de KoningVoorbeeld

De geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak

“En [Petrus] ontkende het opnieuw, met een eed, en zei: Ik ken de Mens niet” (Mattheüs 26:72, HSV).

De Heere Jezus had Petrus gewaarschuwd voor de beproeving die zou komen, en hem aangespoord te bidden om kracht om die beproeving te kunnen doorstaan. Want, zei Jezus, hoewel Petrus’ geest gewillig was om trouw te blijven, was zijn lichaam zwak.

Dat is precies wat we zien gebeuren in het vervolg van deze geschiedenis. Petrus vluchtte eerst weg toen Jezus gearresteerd werd, maar volgde op een afstand om te zien wat er verder met Hem zou gebeuren. Daaruit blijkt Petrus’ liefde voor Jezus. Toen hij echter door andere toeschouwers werd herkend als volgeling van Jezus (en dus gevaar liep ook gearresteerd te worden), sloeg de paniek toe. Hij ontkende tot drie keer toe dat hij ook maar iets met “deze Mens” te maken had. Vervolgens maakte hij zich uit de voeten om zich in veiligheid te brengen. Maar direct nadat hij Jezus verloochend had, herinnerde Petrus zich de eerdere waarschuwing van zijn Meester. Hij huilde bitter, schrijft Mattheüs.

Petrus werd verscheurd door zijn liefde voor Jezus enerzijds, en zijn drang tot zelfbehoud anderzijds. Eenzelfde soort tweestrijd beschrijft Paulus in Romeinen 7: hij wil het goede doen, maar doet toch telkens weer het kwade. Daarom roept hij het uit: “Ik ellendig mens!”

Herken jij die tweestrijd? Zie je ook een uitweg? Lees daarvoor eens Romeinen 7:24-25 en 1 Korinthe 10:13!