In het beginVoorbeeld

Dinsdag

Lees: Genesis 8:15-22; Psalm 115:16-18

SOAP: Psalm 115:16-18

Na maandenlang wachten kwam eindelijk het moment dat Noach en zijn gezin de ark mochten verlaten. Toen ze de ark uitkwamen gaf God hen dezelfde opdracht die Hij eens aan Adam en Eva had gegeven, om zich overvloedig uit te breiden, vruchtbaar te zijn en talrijk te worden op de aarde. 

De slechtheid van de mens was zo groot geworden dat God de aarde volledig moest verwoesten en opnieuw moest beginnen. Noach vreesde God en Noach was het begin van een nieuw geslacht dat God zou stichten, een geslacht dat Hem zou aanbidden. Noachs offer aan God was Hem welgevallig en Hij beloofde de aarde nooit meer te verwoesten, ondanks de zondige aard van de mensheid. 

Wij zijn geschapen om God te prijzen en te eren. We zijn gemaakt om Hem de glorie te brengen en Zijn Naam bekend te maken. Wij zijn echter allen verdorven en verlangen onze eigen eer, in plaats van die van God. Toch redt God ons, zelfs in onze opstandigheid. Hij overlaadt ons met goedertierenheid en geeft ons niet wat onze zonden verdienen, maar bedekt ons met genade en geeft ons overvloedig, meer dan wat wij ooit kunnen denken of vragen. 

Noach kon God prijzen, in tegenstelling tot de mensen die in de watervloed omkwamen. Ook wij zijn bevoorrecht en mogen het genoegen smaken toegang te hebben tot God en Hem te kunnen prijzen. Net als Noach, mogen wij de Heer aanbidden op de plek waar we zijn, ongeacht onze omstandigheden. Hij alleen is onze aanbidding waard! Prijs de Heer!

Heer, U bent de aanbidding waard! Ik prijs U voor Uw grote genade, dat U mij niet geeft naar wat mijn zonden verdienen, maar dat U mij het leven geeft en omgang met U. Ik ben overweldigd door Uw genade, die groter is dan wat ik mij ooit kan voorstellen. Laat mijn leven overstromen met lofprijs voor U. Amen.