In het beginVoorbeeld

Donderdag

Lees: Genesis 3:20-24; Efeziërs 2:4-10

SOAP: Efeziërs 2:8

Adam en Eva aten de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad. God had gezegd dat zij zouden sterven als zij dat deden. Hoewel zij niet lichamelijk stierven op dat moment, gingen zij in geestelijke zin dood. Zij zouden wel sterven vanwege hun zonde. Maar zij waren al dood - gescheiden van God - vanwege hun zonde.  

Maar de God van Adam en Eva, onze God, is rijk aan ontferming. Hij heeft ons lief, ook als wij dood zijn in onze zonde. God had Adam en Eva lief, en Hij zorgde voor hen. Hij bedekte de schaamte van hun zonde met kleding. Die kleding was gemaakt van huid, en dat betekent dat, om hen te kunnen bedekken, een dier als offer moest sterven. 

God stuurde Adam en Eva weg uit de hof. Dat lijkt misschien niet de beste keus, maar God deed dat uit voorzienigheid en voorzorg. Om hen niet in de verleiding te brengen om misschien van de boom des levens te eten, stuurde God hen weg uit de hof. 

Ook wij waren gescheiden van God, dood in onze zonden, net als Adam en Eva. Ook wij hebben een bedekking nodig, een offer voor onze zonden. Die bedekking is Jezus Christus. Jezus Christus offerde Zichzelf op zodat wij bevrijd konden worden van de straf voor de zonde. 

Door de genade van God worden wij behouden. Op dezelfde wijze zorgde God in Zijn grote genade voor een bedekking voor Adam en Eva en Hij zond hen weg uit de hof. In Jezus voorzag God ook ons van een bedekking. Zijn offer is loutere genade. Door het geloof mogen wij Gods genadegave – Jezus Christus – aannemen. Door ons vertrouwen op Hem te stellen, nemen wij in ontvangst wat Hij voor ons leven en onze redding heeft gedaan. 

Heer Jezus, U alleen bent de bedekking die ik nodig heb. U hebt mij uit pure genade gered. Er is niets waarmee ik mijn eigen redding kon verdienen. Ik heb op U vertrouwd voor mijn verlossing. Help mij om elke dag opnieuw mijn vertrouwen op U te stellen. U alleen bent mijn bedekking en alles wat ik nodig heb. Amen.