Hooglied 7:6-12
Hooglied 7:6-12 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Hoe schoon zijt gij, en hoe liefelijk zijt gij, o liefde, in wellusten! Deze uw lengte is te vergelijken bij een palmboom, en uw borsten bij druiftrossen. Ik zeide: Ik zal op den palmboom klimmen, ik zal zijn takken grijpen; zo zullen dan uw borsten zijn als druiftrossen aan den wijnstok, en de reuk van uw neus als appelen. En uw gehemelte als goede wijn, die recht tot mijn Beminde gaat, doende de lippen der slapenden spreken. Ik ben mijns Liefsten, en Zijn genegenheid is tot mij. Kom, mijn Liefste! laat ons uitgaan in het veld, laat ons vernachten op de dorpen. Laat ons vroeg ons opmaken naar de wijnbergen, laat ons zien, of de wijnstok bloeit, de jonge druifjes zich opendoen, de granaatappelbomen uitbotten; daar zal ik U mijn uitnemende liefde geven.
Hooglied 7:6-12 Herziene Statenvertaling (HSV)
Wat bent u mooi, wat bent u lieflijk, liefste, vol van genot! De lengte van u is te vergelijken met een palmboom, uw borsten met druiventrossen. Ik zei: Ik wil in de palmboom klimmen, zijn takken grijpen. Laten uw borsten toch zijn als trossen aan de wijnstok, de geur van uw neus als die van appels, en uw gehemelte als goede wijn. Die stroomt regelrecht naar mijn Liefste en druppelt op de lippen van de slapenden. Ik ben van mijn Liefste en Zijn begeerte gaat naar mij uit. Kom, mijn Liefste, laten wij naar buiten gaan, het veld in, laten wij overnachten in de dorpen. Laten wij vroeg opstaan om naar de wijngaarden te gaan om te zien of de wijnstok uitloopt, of de knoppen zich hebben geopend, of de granaatappelbomen gaan bloeien. Daar zal ik U mijn liefde geven.
Hooglied 7:6-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
– Hoe schoon zijt gij, liefde; hoe heerlijk onder wat men verlangen kan! – Ja, uw ranke gestalte is als een palm, en uw borsten zijn als dadeltrossen. Ik zeide: Ik wil die palm beklimmen en zijn vruchtentrossen plukken. Mogen uw borsten als druiventrossen zijn, de geur van uw adem zij als appels, uw verhemelte als de kostelijkste wijn . . . – . . . die regelrecht mijn geliefde toestroomt, en in zijn slaap naar zijn lippen vloeit. Van mijn geliefde ben ik, en naar mij gaat zijn begeerte uit. Kom, mijn geliefde, laten wij uitgaan naar het veld, laten wij vernachten tussen de hennabloemen. Laten wij vroeg naar de wijngaarden gaan en zien of de wijnstok uitbot, of de bloesems zijn opengesprongen, de granaten bloeien. Daar zal ik u mijn liefde geven.
Hooglied 7:6-12 Het Boek (HTB)
Wat is de liefde heerlijk! Heerlijker dan alle andere dingen waarnaar men kan verlangen. Je slanke lichaam lijkt op een dadelpalm waaraan de borsten als dadeltrossen bloeien. Ik zei dat ik die palmboom wilde beklimmen en de trossen ervan plukken wilde. Je borsten lijken op rijpe druiventrossen. De geur van je adem doet mij denken aan de geur van appels. Je gehemelte is heerlijker dan de beste wijn… …laat die wijn naar mijn liefste toevloeien, zodat hij hem slapend kan drinken. Ik behoor toe aan mijn liefste, ik verlang naar hem. Kom, mijn liefste, laten wij samen het veld ingaan en overnachten in een van de dorpen. Of laten wij heel vroeg de wijngaard ingaan en kijken of de wijnstokken al uitlopen, of de knoppen al openspringen en de granaatappelbomen al bloeien. Daar zal ik mij aan je geven.
Hooglied 7:6-12 BasisBijbel (BB)
Wat is de liefde toch heerlijk. Het is het mooiste wat je verlangen kan. Je bent zo slank en sierlijk als een dadelpalm. Je borsten zijn de dadeltrossen. Ik dacht: 'Ik wil in die dadelpalm klimmen en van de dadels eten.' Je borsten zijn zo heerlijk als druiventrossen en je adem ruikt naar appeltjes. Je mond is zo heerlijk als zoete wijn…" Zij: "…die regelrecht stroomt naar de lippen van mijn slapende liefste. Ik ben van mijn liefste. Hij verlangt naar mij. Kom, liefste, laten we naar het veld gaan, laten we daar in het gras overnachten. Laten we 's morgens heel vroeg naar de wijngaarden gaan om te kijken of er al bloesems aan de takken komen. Laten we gaan kijken hoe de bloesems opengaan en hoe de granaatappelbomen bloeien. Daar zal ik je mijn liefde geven.