Hooglied 7:6-12

Hooglied 7:6-12 BB

Wat is de liefde toch heerlijk. Het is het mooiste wat je verlangen kan. Je bent zo slank en sierlijk als een dadelpalm. Je borsten zijn de dadeltrossen. Ik dacht: 'Ik wil in die dadelpalm klimmen en van de dadels eten.' Je borsten zijn zo heerlijk als druiventrossen en je adem ruikt naar appeltjes. Je mond is zo heerlijk als zoete wijn…" Zij: "…die regelrecht stroomt naar de lippen van mijn slapende liefste. Ik ben van mijn liefste. Hij verlangt naar mij. Kom, liefste, laten we naar het veld gaan, laten we daar in het gras overnachten. Laten we 's morgens heel vroeg naar de wijngaarden gaan om te kijken of er al bloesems aan de takken komen. Laten we gaan kijken hoe de bloesems opengaan en hoe de granaatappelbomen bloeien. Daar zal ik je mijn liefde geven.

Gratis leesplannen en overdenkingen die te maken hebben met Hooglied 7:6-12

YouVersion gebruikt cookies om je ervaring te personaliseren. Door onze website te gebruiken ga je akkoord met ons gebruik van cookies zoals beschreven in ons Privacybeleid