Hooglied 7:6-12

Hooglied 7:6-12 NBG51

– Hoe schoon zijt gij, liefde; hoe heerlijk onder wat men verlangen kan! – Ja, uw ranke gestalte is als een palm, en uw borsten zijn als dadeltrossen. Ik zeide: Ik wil die palm beklimmen en zijn vruchtentrossen plukken. Mogen uw borsten als druiventrossen zijn, de geur van uw adem zij als appels, uw verhemelte als de kostelijkste wijn . . . – . . . die regelrecht mijn geliefde toestroomt, en in zijn slaap naar zijn lippen vloeit. Van mijn geliefde ben ik, en naar mij gaat zijn begeerte uit. Kom, mijn geliefde, laten wij uitgaan naar het veld, laten wij vernachten tussen de hennabloemen. Laten wij vroeg naar de wijngaarden gaan en zien of de wijnstok uitbot, of de bloesems zijn opengesprongen, de granaten bloeien. Daar zal ik u mijn liefde geven.

Gratis leesplannen en overdenkingen die te maken hebben met Hooglied 7:6-12