De Psalmen 119:129-176

De Psalmen 119:129-176 NBG51

Wonderbaar zijn uw getuigenissen, daarom bewaart ze mijn ziel. Het openen van uw woorden verspreidt licht, het geeft de onverstandigen inzicht. Ik doe mijn mond wijd open en hijg, want ik verlang naar uw geboden. Wend U tot mij en wees mij genadig, zoals recht is voor wie uw naam liefhebben. Bevestig mijn schreden naar uw toezegging, laat generlei onrecht over mij heersen. Verlos mij van de verdrukking der mensen, dan zal ik uw bevelen onderhouden. Doe uw aanschijn lichten over uw knecht, en leer mij uw inzettingen. Mijn ogen vloeien als waterbeken, omdat men uw wet niet onderhoudt. Gij zijt rechtvaardig, HERE; uw verordeningen zijn waarachtig. In gerechtigheid hebt Gij uw getuigenissen geboden en in grote trouw. Mijn ijver verteert mij, omdat mijn tegenstanders uw woorden vergeten. Uw woord is geheel gelouterd, uw knecht heeft het lief. Ik ben klein en veracht, uw bevelen vergeet ik niet. Uw gerechtigheid is gerechtigheid voor eeuwig, en uw wet is waarheid. Treffen mij nood en verdrukking, dan zijn uw geboden mijn verlustiging. Uw getuigenissen zijn gerechtigheid voor eeuwig; geef mij verstand, opdat ik leve. Ik roep van ganser harte; antwoord mij, HERE; uw inzettingen zal ik bewaren. Ik roep U aan; verlos mij, dan zal ik uw getuigenissen onderhouden. Vóór de morgenschemering roep ik om hulp, op uw woord hoop ik. Vóór de nachtwaken beginnen, keren mijn ogen zich naar uw toezegging. Hoor mijn stem, naar uw goedertierenheid; HERE, maak mij levend naar uw recht. Wie schanddaden najagen, zijn nabij, verre houden zij zich van uw wet; nabij zijt Gij, o HERE, en al uw geboden zijn waarheid. Van oudsher weet ik uit uw getuigenissen, dat Gij ze voor eeuwig hebt vastgesteld. Zie mijn ellende en red mij, want uw wet vergeet ik niet. Voer mijn rechtsgeding en verlos mij, maak mij levend naar uw belofte. Het heil is verre van de goddelozen, want zij zoeken uw inzettingen niet. Uw barmhartigheid is groot, o HERE, maak mij levend naar uw verordeningen. Talrijk zijn mijn vervolgers en mijn tegenstanders, doch van uw getuigenissen wijk ik niet af. Zie ik afvalligen, dan voel ik afschuw, daar zij uw woord niet onderhouden. Zie, hoe ik uw bevelen liefheb; HERE, maak mij levend naar uw goedertierenheid. Heel uw woord is de waarheid, al uw rechtvaardige verordeningen zijn voor eeuwig. Vorsten vervolgen mij zonder oorzaak, maar mijn hart vreest voor uw woorden. Ik verblijd mij over uw woord als iemand die rijke buit vindt. Ik haat en verafschuw leugen, maar uw wet heb ik lief. Zevenmaal daags loof ik U om uw rechtvaardige verordeningen. Zij, die uw wet liefhebben, hebben grote vrede, er is voor hen geen struikelblok. Op uw heil hoop ik, o HERE, en uw geboden doe ik. Mijn ziel onderhoudt uw getuigenissen, ik heb ze hartelijk lief. Uw bevelen en uw getuigenissen onderhoud ik, want al mijn wegen zijn vóór U. Mijn geroep nadere voor uw aanschijn, o HERE; geef mij verstand naar uw woord. Mijn smeking kome voor uw aanschijn, red mij naar uw belofte. Mijn lippen zullen overvloeien van lof, want Gij zult mij uw inzettingen leren. Mijn tong zal uw woord bezingen, want al uw geboden zijn gerechtigheid. Uw hand zij mij ter hulpe, want uw bevelen heb ik verkozen. Naar uw heil verlang ik, o HERE, uw wet is mijn verlustiging. Mijn ziel leve, en love U, mogen uw verordeningen mij helpen. Ik heb gedwaald als een verloren schaap, zoek uw knecht, want uw geboden vergeet ik niet.