Numeri 14:6-9

Numeri 14:6-9 NBG51

En Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, die behoorden tot degenen die het land verspied hadden, scheurden hun klederen en zeiden tot de gehele vergadering der Israëlieten: Het land dat wij doorgetrokken zijn om het te verspieden, dat land is buitengewoon goed. Indien de HERE welgevallen aan ons heeft, dan zal Hij ons in dit land brengen en het ons geven, een land, dat vloeit van melk en honig. Alleen, weest dan niet opstandig tegen de HERE, en gij, vreest het volk van het land niet, want zij zijn ons tot spijs, hun schaduw is van hen geweken, en de HERE is met ons; vreest hen niet.