De zonde van Juda staat geschreven met ijzeren stift, gegrift met diamanten spits in de tafel van hun hart en in de hoornen van hun altaren, als een gedenkteken tegen hen in hun gewijde palen onder elke groene boom en op de hoge heuvels, de bergen in het veld. Uw vermogen, al uw schatten zal Ik ten buit geven zonder prijs, om de zonde in uw gehele gebied, en gij zult uw hand moeten losmaken van het erfdeel dat Ik u gegeven had, en Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land dat gij niet kent, want gij hebt een vuur ontstoken in mijn toorn, dat aldoor zal branden. Zo zegt de HERE: Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van de HERE wijkt; hij toch zal zijn als een kale struik in de steppe, die het niet merkt, als er iets goeds komt, maar staat in dorre oorden in de woestijn, een ziltachtig, onbewoond land. Gezegend is de man die op de HERE vertrouwt, wiens betrouwen de HERE is; hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen.
Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? Ik, de HERE, doorgrond het hart en toets de nieren, en dat, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner daden. Een veldhoen, dat eieren uitbroedt, die het niet gelegd heeft, zó is wie zich rijkdom verwerft, maar op onrechtmatige wijze; op de helft zijner dagen zal hij die moeten achterlaten, en bij zijn einde zal hij een dwaas zijn.
Troon der heerlijkheid, van ouds verheven, plaats van ons heiligdom, hope Israëls, HERE, allen die U verlaten, zullen beschaamd worden; wie afwijken, zullen in de aarde geschreven worden, omdat zij de bron van levend water, de HERE, verlieten. Genees mij, HERE, dan zal ik genezen zijn; help mij, dan zal ik geholpen zijn, want Gij zijt mijn lof.