Jeremia 17:1-14

Jeremia 17:1-14 HSV

De zonde van Juda is opgeschreven met een stift van ijzer, met een punt van diamant ingegrift op de schrijftafel van hun hart en op de hoorns van uw altaren. Zoals zij aan hun kinderen denken, denken zij aan hun altaren en hun gewijde palen, bij bladerrijke bomen, op de hoge heuvels. Mijn berg in het veld, uw vermogen, al uw schatten, zal Ik als buit geven – uw hoogten vanwege de zonde in heel uw gebied. Dan zult u – en dat om uzelf – uw erfelijk bezit, dat Ik u gegeven heb, met rust moeten laten, want Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land dat u niet kent. U hebt immers in Mijn toorn een vuur aangestoken, dat tot in eeuwigheid zal branden. Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man die vertrouwt op een mens, en die een schepsel tot zijn arm stelt, terwijl zijn hart van de HEERE afwijkt. Hij zal zijn als een kale struik in de vlakte, die het niet ziet wanneer het goede komt: hij verblijft op de droogste plekken in de woestijn, in zilt en onbewoond land. Gezegend is de man die op de HEERE vertrouwt, wiens vertrouwen de HEERE is. Hij zal zijn als een boom, die bij water geplant is, en die zijn wortels laat uitlopen bij een waterloop. Hij merkt het niet als er hitte komt, zijn blad blijft groen. Een jaar van droogte deert hem niet, en hij houdt niet op vrucht te dragen. Arglistig is het hart, boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen? Ik, de HEERE, doorgrond het hart, beproef de nieren, en dat om ieder te geven overeenkomstig zijn wegen, overeenkomstig de vrucht van zijn daden. Wie rijkdom verwerft, maar niet op rechtmatige wijze, is als een patrijs die eieren uitbroedt, maar ze niet heeft gelegd. Op de helft van zijn dagen moet hij die achterlaten, in zijn einde blijkt hij een dwaas te zijn. Een eretroon, een hoge plaats vanaf het begin, is de plaats van ons heiligdom. HEERE, Hoop van Israël, allen die U verlaten, zullen beschaamd worden. Wie zich van mij afkeren, zullen in de aarde worden geschreven, want zij hebben de bron van het levende water, de HEERE, verlaten. Genees mij, HEERE, en ik zal genezen worden, verlos mij, en ik zal verlost worden, want U bent mijn lofzang.