hij nam hen en deed hen de beek overtrekken, en hij bracht alles wat hij had naar de overzijde. Zo bleef Jakob alleen achter. En een man worstelde met hem, totdat de dag aanbrak. Toen deze zag, dat hij hem niet overmocht, sloeg hij hem op zijn heupgewricht, zodat Jakobs heupgewricht ontwricht werd, terwijl hij met hem worstelde. Toen zeide hij: Laat mij gaan, want de dageraad is gekomen. Maar hij zeide: Ik laat u niet gaan, tenzij gij mij zegent. Daarop zeide hij tot hem: Hoe is uw naam? En hij zeide: Jakob. Toen zeide hij: Uw naam zal niet meer Jakob luiden, maar Israël, want gij hebt gestreden met God en mensen, en gij hebt overmocht. Daarop vroeg Jakob: Zeg mij toch uw naam. Maar hij antwoordde: Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? En hij zegende hem daar. En Jakob noemde de plaats Pniël, want (zeide hij) ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven. En de zon ging over hem op, toen hij door Penuël getrokken was; en hij ging mank aan zijn heup. Daarom eten de Israëlieten tot op heden de heupspier niet, die op het heupgewricht ligt, omdat Hij Jakob op het heupgewricht, aan de heupspier, geslagen had.
Lees Genesis 32
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Genesis 32:23-32
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's