Het eerste boek der Koningen 13:4-6

Het eerste boek der Koningen 13:4-6 NBG51

Zodra de koning het woord hoorde, dat de man Gods tegen het altaar te Betel gepredikt had, strekte Jerobeam van het altaar af zijn hand uit en zeide: Grijpt hem. Maar de hand die hij tegen hem uitgestrekt had, verstijfde, zodat hij haar niet weer tot zich kon trekken. Ook scheurde het altaar, zodat de as werd afgestort van het altaar, als het wonderteken dat de man Gods door het woord des HEREN aangekondigd had. Toen nam de koning het woord en zeide tot de man Gods: Zoek toch de gunst van de HERE, uw God, en bid voor mij, opdat mijn hand weer teruggetrokken kan worden. En de man Gods zocht de gunst des HEREN, en de hand des konings kon weer teruggetrokken worden, en werd gelijk tevoren.