de Pathrusieten, de Kasluchieten – uit wie de Filistijnen voortgekomen zijn – en de Kaftorieten.
Kanaän verwekte Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,
en de Jebusiet, de Amoriet, de Girgasiet,
de Heviet, de Arkiet, de Siniet,
de Arvadiet, de Zemariet en de Hamathiet.
De zonen van Sem waren Elam, Assur, Arfachsad, Lud, Aram, Uz, Hul, Gether en Mesech.
Arfachsad verwekte Selah, en Selah verwekte Heber.
Bij Heber werden twee zonen geboren. De naam van de ene was Peleg, omdat in zijn dagen de aarde verdeeld werd, en de naam van zijn broer was Joktan.
Joktan verwekte Almodad, Selef, Hazarmavet, Jerah,
Hadoram, Uzal en Dikla,
Ebal, Abimaël en Sjeba,
Ofir, Havila en Jobab. Zij waren allen zonen van Joktan.
Sem, Arfachsad, Selah,
Heber, Peleg, Rehu,
Serug, Nahor, Terah,
Abram, dat is Abraham.
De zonen van Abraham waren Izak en Ismaël.
Dit zijn hun afstammelingen: de eerstgeborene van Ismaël was Nebajoth, en vervolgens Kedar, Adbeël en Mibsam,
Misma en Duma, Massa, Hadad en Tema,
Jetur, Nafis en Kedma. Dit zijn de zonen van Ismaël.
De zonen van Ketura, de bijvrouw van Abraham: zij baarde Zimran, Joksan, Medan, Midian, Jisbak en Suah. De zonen van Joksan waren Sjeba en Dedan.