Het Eerste Boek der Kronieken 1:12-32

Het Eerste Boek der Kronieken 1:12-32 STV

En de Pathrusieten, en de Casluchieten, (van welke de Filistijnen zijn voortgekomen) en de Cafthorieten. Kanaän nu gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth, En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet, En den Heviet, en den Arkiet, en den Siniet, En den Arvadiet, en den Zemariet, en den Hamathiet. De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, en Hul, en Gether, en Mesech. Arfachsad nu gewon Selah, en Selah gewon Heber. Aan Heber nu zijn twee zonen geboren; de naam des enen was Peleg, omdat in zijn dagen het aardrijk verdeeld is, en de naam zijns broeders was Joktan. En Joktan gewon Almodad, en Selef, en Hazarmaveth, en Jerah, En Hadoram, en Uzal, en Dikla, En Ebal, en Abimaël, en Scheba, En Ofir, en Havila, en Jobab. Alle dezen waren zonen van Joktan. Sem, Arfachsad, Selah, Heber, Peleg, Rehu, Serug, Nahor, Terah, Abram; die is Abraham. De kinderen van Abraham waren Izak en Ismaël. Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene van Ismaël was Nebajoth, en Kedar, en Adbeël, en Mibsam, Misma en Duma, Massa, Hadad en Thema, Jetur, Nafis, en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismaël. De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan.