De Psalmen 34:4-11

De Psalmen 34:4-11 STV

Gimel. Maakt den HEERE met mij groot, en laat ons Zijn Naam samen verhogen. Daleth. Ik heb den HEERE gezocht, en Hij heeft mij geantwoord, en mij uit al mijn vrezen gered. He. Vau. Zij hebben op Hem gezien, ja, Hem als een waterstroom aangelopen; en hun aangezichten zijn niet schaamrood geworden. Zain. Deze ellendige riep, en de HEERE hoorde; en Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. Cheth. De Engel des HEEREN legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt hen uit. Teth. Smaakt en ziet, dat de HEERE goed is; welgelukzalig is de man, die op Hem betrouwt. Jod. Vreest den HEERE, gij Zijn heiligen! want die Hem vrezen, hebben geen gebrek. Caph. De jonge leeuwen lijden armoede, en hongeren; maar die den HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.