De Psalmen 119:1-8

De Psalmen 119:1-8 STV

Aleph. Welgelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des HEEREN gaan. Welgelukzalig zijn zij, die Zijn getuigenissen onderhouden, die Hem van ganser harte zoeken; Ook geen onrecht werken, maar wandelen in Zijn wegen. Gij, Gij hebt geboden, dat men Uw bevelen zeer bewaren zal. Och, dat mijn wegen gericht werden, om Uw inzettingen te bewaren! Dan zou ik niet beschaamd worden, wanneer ik merken zou op al Uw geboden. Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben. Ik zal Uw inzettingen bewaren; verlaat mij niet al te zeer.