Hosea 1:8-11

Hosea 1:8-11 BB

Een poos na Lo-Ruchama raakte Gomer weer in verwachting. Ze kreeg een zoon. De Heer zei tegen mij: "Je moet hem Lo-Ammi noemen [ (= 'niet mijn volk') ]. Want jullie zijn mijn volk niet meer en Ik ben niet langer jullie God. Maar op een dag zal het volk Israël zo ontelbaar zijn als het zand langs de zee. Eerst werden ze 'niet mijn volk' genoemd. Maar op diezelfde plaats waar dat gezegd werd, zullen ze 'kinderen van de levende God' worden genoemd. Dan zullen het koninkrijk Juda en het koninkrijk Israël weer samen één volk worden, met één Koning. Ze zullen samen uit het land optrekken en het zal een grote dag zijn voor Jizreël.