Deuteronomium 9:11-19

Deuteronomium 9:11-19 BB

Aan het eind van die 40 dagen en 40 nachten gaf de Heer mij die twee platte stenen van het verbond. Maar toen zei Hij tegen mij: 'Ga snel naar beneden. Want je volk dat jij uit Egypte hebt meegenomen, heeft alles bedorven. Ze zijn Mij nu al ongehoorzaam geworden. Want ze hebben een gouden beeld gemaakt.' Verder zei de Heer tegen mij: 'Ik heb gezien dat dit een koppig en ongehoorzaam volk is. Laat Mij mijn gang gaan, dan zal Ik hen vernietigen. Ik zal ervoor zorgen dat niemand zich later nog zal herinneren dat ze hebben bestaan. En dan zal Ik van jóu een groot en machtig volk maken. Groter en machtiger dan dít volk.' Toen daalde ik de brandende berg af. De twee platte stenen van het verbond hield ik in mijn handen. En ik zag dat jullie al heel snel ongehoorzaam waren geworden aan de Heer God. Jullie hadden een gouden kalf gemaakt. Jullie waren al ongehoorzaam geworden aan wat de Heer had bevolen. Ik gooide de twee platte stenen voor jullie ogen op de grond kapot. Ik liet mij [ op de berg ] voor de Heer op de grond vallen, net als de eerste keer. Weer was ik daar 40 dagen en 40 nachten en at en dronk niets. Ik lag daar voor de Heer op de grond vanwege de slechte dingen die jullie hadden gedaan. Jullie hadden Hem vreselijk kwaad gemaakt. En ik was bang voor de woede van de Heer. Want Hij was zó vreselijk boos op jullie, dat Hij jullie wilde vernietigen. Maar ook deze keer luisterde de Heer naar mij.