Deuteronomium 9:11-19
Deuteronomium 9:10-19 Het Boek (HTB)
Aan het einde van die veertig dagen en nachten gaf de HERE mij de plaquettes waarop Hij de geboden had geschreven die Hij had uitgesproken vanaf de met vuur omgeven berg, terwijl het volk aan de voet van de berg toekeek. Hij droeg mij op snel naar beneden te gaan, omdat het volk zichzelf had verontreinigd. Het had de wetten van God al snel de rug toegekeerd door een afgodsbeeld van gegoten metaal te maken. “Laat Mij mijn gang gaan, dan kan Ik de slechte en koppige mensen van dit volk vernietigen!” zei de HERE tegen mij, “dan zal Ik de herinnering aan hen volledig uitwissen. Ik zal u dan tot een groot volk maken, machtiger en groter dan zij.” Ik kwam toen naar beneden van de brandende berg, met in mijn handen de twee stenen plaquettes waarop de wetten van God stonden geschreven. Beneden mij zag ik het kalf dat u had gemaakt in uw vreselijke zonde tegen de HERE, uw God. Wat keerde u Hem snel de rug toe! Toen hief ik de plaquettes hoog boven mijn hoofd en smeet ze op de grond kapot, ik gooide ze in stukken waar u bij stond. Opnieuw wierp ik mij veertig dagen en nachten voor de HERE neer, zonder te eten of te drinken. U had gedaan wat de HERE het meest haatte en daardoor had u zijn toorn opgewekt. Ik vreesde het ergste voor u, want de HERE stond op het punt u te vernietigen. Maar ook deze keer verhoorde de HERE mijn gebed.
Deuteronomium 9:11-19 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Zo geschiedde het, ten einde van veertig dagen en veertig nachten, als mij de HEERE de twee stenen tafelen, de tafelen des verbonds, gaf, Dat de HEERE tot mij zeide: Sta op, ga haastelijk af van hier; want uw volk, dat gij uit Egypte hebt uitgevoerd, heeft het verdorven; zij zijn haastelijk afgeweken van den weg, dien Ik hun geboden had; zij hebben zich een gegoten beeld gemaakt. Voorts sprak de HEERE tot mij, zeggende: Ik heb dit volk aangemerkt, en zie, het is een hardnekkig volk. Laat van Mij af, dat Ik hen verdelge, en hun naam van onder den hemel uitdoe; en Ik zal u tot een machtiger en meerder volk maken, dan dit is. Toen keerde ik mij, en ging van den berg af; de berg nu brandde van vuur, en de twee tafelen des verbonds waren op beide mijn handen. En ik zag toe, en ziet, gij hadt tegen den HEERE, uw God, gezondigd; gij hadt u een gegoten kalf gemaakt; gij waart haastelijk afgeweken van den weg, dien u de HEERE geboden had. Toen vatte ik de twee tafelen, en wierp ze heen uit beide mijn handen, en brak ze voor uw ogen. En ik wierp mij neder voor het aangezicht des HEEREN, als in het eerst, veertig dagen en veertig nachten; ik at geen brood, en dronk geen water; om al uw zonde, die gij hadt gezondigd, doende dat kwaad is in des HEEREN ogen, om Hem tot toorn te verwekken. Want ik vreesde vanwege den toorn en de grimmigheid waarmede de HEERE zeer op ulieden vertoornd was, om u te verdelgen; doch de HEERE verhoorde mij ook op dat maal.
Deuteronomium 9:11-19 Herziene Statenvertaling (HSV)
Het gebeurde na verloop van veertig dagen en veertig nachten, toen de HEERE mij de twee stenen tafelen, de tafelen van het verbond, gaf, dat de HEERE tegen mij zei: Sta op, daal snel vanhier af, want uw volk, dat u uit Egypte geleid hebt, handelt verderfelijk. Zij zijn al snel afgeweken van de weg die Ik hun geboden had: zij hebben voor zichzelf een gegoten beeld gemaakt. Verder sprak de HEERE tot mij: Ik heb dit volk gezien en zie, het is een halsstarrig volk. Laat Mij begaan, dan zal Ik hen wegvagen en hun naam van onder de hemel uitwissen. Dan zal Ik u tot een volk maken dat nog machtiger en talrijker is dan dit. Toen keerde ik mij om en daalde van de berg af – de berg brandde van vuur en de twee tafelen van het verbond waren in mijn beide handen. Ik keek toe en zie: u had tegen de HEERE, uw God, gezondigd; u had voor uzelf een gegoten kalf gemaakt. U was al snel afgeweken van de weg die de HEERE u geboden had! Toen pakte ik de twee tafelen, wierp ze uit mijn beide handen weg en brak ze voor uw ogen in stukken. En ik wierp mij neer voor het aangezicht van de HEERE, net als de eerste keer, veertig dagen en veertig nachten. Ik at geen brood en dronk geen water, vanwege al de zonde die u begaan had, door te doen wat slecht is in de ogen van de HEERE om Hem tot toorn te verwekken. Want ik was bevreesd vanwege Zijn toorn en grimmigheid: de HEERE was zo toornig op u dat Hij u wilde wegvagen. De HEERE verhoorde mij echter ook die keer.
Deuteronomium 9:11-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
na verloop van veertig dagen en veertig nachten gaf de HERE mij de twee stenen tafelen, de tafelen van het verbond. Toen zeide de HERE tot mij: sta op, daal haastig van hier naar beneden, want uw volk, dat gij uit Egypte geleid hebt, heeft het verdorven; zij hebben zich gehaast om af te wijken van de weg, die Ik hun geboden heb; zij hebben zich een gegoten beeld gemaakt. Voorts zeide de HERE tot mij: Ik heb dit volk gezien en zie, het is een hardnekkig volk. Laat Mij begaan, dat Ik hen verdelg en hun naam van onder de hemel uitwis; dan zal Ik u tot een volk maken, machtiger en groter dan dit. Daarop keerde ik mij om en daalde de berg af, die stond in een brand van vuur; en de twee tafelen van het verbond waren in mijn beide handen. Toen zag ik, en zie, gij hadt gezondigd tegen de HERE, uw God; gij hadt u een gegoten kalf gemaakt, gij hadt u gehaast om af te wijken van de weg, die de HERE u geboden had; toen greep ik de twee tafelen, wierp ze met beide handen weg en verbrijzelde ze voor uw ogen. Daarop wierp ik mij voor de HERE neder, zoals de eerste maal, veertig dagen en veertig nachten – brood at ik niet en water dronk ik niet – vanwege heel uw zondig bedrijf: dat gij deedt wat kwaad is in de ogen des HEREN en Hem krenktet. Want ik vreesde de toorn en de grimmigheid, waarmede de HERE tegen u toornig geworden was, zodat Hij u wilde verdelgen. Maar ook ditmaal hoorde de HERE naar mij.
Deuteronomium 9:11-19 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Aan het eind van die 40 dagen en 40 nachten gaf de Heer mij die twee platte stenen van het verbond. Maar toen zei Hij tegen mij: 'Ga snel naar beneden. Want je volk dat jij uit Egypte hebt meegenomen, heeft alles bedorven. Ze zijn Mij nu al ongehoorzaam geworden. Want ze hebben een gouden beeld gemaakt.' Verder zei de Heer tegen mij: 'Ik heb gezien dat dit een koppig en ongehoorzaam volk is. Laat Mij mijn gang gaan, dan zal Ik hen vernietigen. Ik zal ervoor zorgen dat niemand zich later nog zal herinneren dat ze hebben bestaan. En dan zal Ik van jóu een groot en machtig volk maken. Groter en machtiger dan dít volk.' Toen daalde ik de brandende berg af. De twee platte stenen van het verbond hield ik in mijn handen. En ik zag dat jullie al heel snel ongehoorzaam waren geworden aan de Heer God. Jullie hadden een gouden kalf gemaakt. Jullie waren al ongehoorzaam geworden aan wat de Heer had bevolen. Ik gooide de twee platte stenen voor jullie ogen op de grond kapot. Ik liet mij [ op de berg ] voor de Heer op de grond vallen, net als de eerste keer. Weer was ik daar 40 dagen en 40 nachten en at en dronk niets. Ik lag daar voor de Heer op de grond vanwege de slechte dingen die jullie hadden gedaan. Jullie hadden Hem vreselijk kwaad gemaakt. En ik was bang voor de woede van de Heer. Want Hij was zó vreselijk boos op jullie, dat Hij jullie wilde vernietigen. Maar ook deze keer luisterde de Heer naar mij.