GENESIS 36
36
Nakomelingschap van Ezau
1Dit #1 Kron. 1:35.nu zijn de geboorten van Ezau, welke is Edom.
2Ezau nam zijn vrouwen uit de dochteren van Kanaän, Ada, de dochter van Elon, den Hethiet, en Aholibáma, de dochter van Ana, de dochter van Zibeon, den Heviet;
3En Basmath, de dochter van Ismaël, zuster van Nebájoth.
4Ada nu baarde aan Ezau Elifaz, en Basmath baarde Rehuël.
5En Aholibáma baarde Jehus, en Jaëlam, en Korah. Dit zijn de zonen van Ezau, die hem geboren zijn in het land Kanaän.
6Ezau nu had genomen zijn vrouwen, en zijn zonen, en zijn dochters, en al de zielen zijns huizes, en zijn vee, en al zijn beesten, en al zijn bezitting, die hij in het land Kanaän geworven had, en was vertrokken naar een ander land, van het aangezicht van zijn broeder Jakob.
7Want hun #Gen. 13:6.have was te veel, om samen te wonen; en het land hunner vreemdelingschappen kon ze niet dragen vanwege hun vee.
8Derhalve #Joz. 24:4.woonde Ezau op het gebergte Seïr. Ezau is Edom.
9Dit nu zijn de geboorten van Ezau, den vader der Edomieten, op het gebergte van Seïr.
10Dit zijn de namen der zonen van Ezau: Elifaz, de zoon van Ada, Ezau's huisvrouw; Rehuël, de zoon van Basmath, Ezau's huisvrouw.
11En de zonen van Elifaz waren: Teman, Omar, Zefo, en Gáëtam, en Kenaz.
12En Timna was een bijwijf van Elifaz, den zoon van Ezau, en zij baarde aan Elifaz Amalek; dit zijn de zonen van Ada, Ezau's huisvrouw.
13En dit zijn de zonen van Rehuël: Nahath, en Zerah, Samma en Mizza; dat zijn geweest de zonen van Basmath, Ezau's huisvrouw.
14En dit zijn geweest de zonen van Aholibáma, dochter van Ana, dochter van Zibeon, Ezau's huisvrouw; en zij baarde aan Ezau Jehus, en Jaëlam, en Korah.
15Dit zijn de vorsten der zonen van Ezau: de zonen van Elifaz, den eerstgeborene van Ezau, waren: de vorst Teman, de vorst Omar, de vorst Zefo, de vorst Kenaz.
16De vorst Korah, de vorst Gáëtam, de vorst Amalek; dat zijn de vorsten van Elifaz in het land Edom; dat zijn de zonen van Ada.
17En dit zijn de zonen van Rehuël, den zoon van Ezau: de vorst Nahath, de vorst Zerah, de vorst Samma, de vorst Mizza; dat zijn de vorsten van Rehuël in het land Edom; dat zijn de zonen van Basmath, de huisvrouw van Ezau.
18En dit zijn de zonen van Aholibáma, de huisvrouw van Ezau: de vorst Jehus, de vorst Jáëlam, de vorst Korah; dat zijn de vorsten van Aholibáma, de dochter van Ana, de huisvrouw van Ezau.
19Dat zijn de zonen van Ezau, en dat zijn hunlieder vorsten; hij is Edom.
20 #
1 Kron. 1:38. Dit zijn de zonen van Seïr, den Horiet, inwoners van dat land: Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana,
21En Dison, en Ezer, en Disan; dat zijn de vorsten der Horieten, zonen van Seïr, in het land van Edom.
22En de zonen van Lotan waren Hori en Hemam; en Lotans zuster was Timna.
23En dit zijn de zonen van Sobal: Alvan en Manáhath, en Ebal, en Sefo, en Onam.
24En dit zijn de zonen van Zibeon: Aja en Ana, hij is die Ana, die de muilen in de woestijn gevonden heeft, toen hij de ezels van zijn vader Zibeon weidde.
25En dit zijn de zonen van Ana: Dison; en Aholibáma was de dochter van Ana.
26En dit zijn de zonen van Dison: Hemdan, en Esban, en Ithran, en Cheran.
27Dit zijn de zonen van Ezer: Bilhan, en Záävan, en Akan.
28Dit zijn de zonen van Disan: Uz en Aran.
29Dit zijn de vorsten der Horieten: de vorst Lotan, de vorst Sobal, de vorst Zibeon, de vorst Ana.
30De vorst Dison, de vorst Ezer, de vorst Disan; dit zijn de vorsten der Horieten, naar hun vorsten in het land Seïr.
31 #
1 Kron. 1:43. En dit zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land Edom, eer een koning regeerde over de kinderen Israëls.
32Bela dan, de zoon van Beor, regeerde in Edom, en de naam zijner stad was Dinhába.
33En Bela stierf, en Jobab, de zoon van Zerah, van Bozra, regeerde in zijn plaats.
34En Jobab stierf, en Husam, uit der Temanieten land, regeerde in zijn plaats.
35En Husam stierf, en in zijn plaats regeerde Hadad, de zoon van Bedad, die Midian versloeg in het veld van Moab; en de naam zijner stad was Avith.
36En Hadad stierf, en Samla, van Masreka, regeerde in zijn plaats.
37En Samla stierf, en Saul van Rehobôth, aan de rivier, regeerde in zijn plaats.
38En Saul stierf, en Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.
39En Baäl-Hanan, de zoon van Achbor, stierf, en Hadar regeerde in zijn plaats; en de naam zijner stad was Pahu; en de naam zijner huisvrouw was Mechetabeël, een dochter van Matred, de dochter van Me-zahab.
40 #
1 Kron. 1:51. En dit zijn de namen der vorsten van Ezau, naar hun geslachten, naar hun plaatsen, met hun namen: de vorst Timna, de vorst Alva, de vorst Jetheth,
41De vorst Aholibáma, de vorst Ela, de vorst Pinon,
42De vorst Kenaz, de vorst Teman, de vorst Mibzar,
43De vorst Magdiël, de vorst Iram; dit zijn de vorsten van Edom, naar hun woningen, in het land hunner bezitting; hij is Ezau, de vader van Edom.
ที่ได้เลือกล่าสุด:
GENESIS 36: SVV
เน้นข้อความ
แบ่งปัน
คัดลอก

ต้องการเน้นข้อความที่บันทึกไว้ตลอดทั้งอุปกรณ์ของคุณหรือไม่? ลงทะเบียน หรือลงชื่อเข้าใช้
© Royal Jongbloed, Heerenveen, the Netherlands 2018