Hebreeën

1, 2, & 3 Johannes

1 en 2 Thessalonicenzen

Romeinen

Handelingen

2 Korinthiërs

1 & 2 Timotheüs

1 en 2 Petrus

1 Korinthiërs

Galaten

Het Boek

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkJHN">
 <div class="chapter ch1" data-usfm="JHN.1">
 <div class="label">1</div><div class="s1">Christus, het echte licht</div><div class="p"> 1In het begin was het Woord en het Woord was bij God, en het Woord was God. 2Het Woord was bij God in het begin. 3Door het Woord is alles ontstaan en zonder het Woord is niets ontstaan van alles wat bestaat. 4In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. 5Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in zijn macht kunnen krijgen.</div><div class="p"> 6Er kwam iemand die door God was gezonden, hij heette Johannes. 7Hij kwam om tegenover de mensen te getuigen van het licht en hen zo tot geloof te brengen. 8Johannes was niet zelf het licht maar degene die over het licht vertelde, 9het echte licht, dat in de wereld kwam om iedereen te verlichten. 10Het Woord kwam in de wereld en heeft de wereld gemaakt, maar de wereld wilde niets van het Woord weten. 11Hij kwam in zijn eigen land, maar zijn eigen volk heeft Hem niet aanvaard. 12Maar allen die Hem wel aanvaard hebben en geloven in zijn Naam, heeft Hij het recht gegeven kinderen van God te worden. 13Zij worden opnieuw geboren, niet op natuurlijke wijze of vanuit menselijk verlangen of omdat een mens dat wil, maar zij zijn uit God geboren. 14Het Woord werd een mens en leefde een tijdlang onder ons. Hij was vol genade en waarheid en wij hebben gezien hoe groot Hij is, de enige Zoon van de hemelse Vader.</div><div class="p"> 15Johannes was zijn getuige en zei over Hem: &#8216;Dit is degene van wie ik zei dat er na mij Iemand zou komen die belangrijker is dan ik, omdat Hij er eerder was dan ik.&#8217; 16Uit de overvloed die Hij heeft, hebben wij allen genade op genade ontvangen. 17Want Mozes heeft ons ooit de wet gegeven, maar Jezus Christus bracht ons genade en waarheid. 18Niemand heeft ooit God gezien, maar zijn enige Zoon, die &#233;&#233;n met Hem is, heeft ons laten zien wie God is.</div><div class="s1">Johannes, getuige van Christus</div><div class="p"> 19De Joodse leiders stuurden priesters en tempeldienaars naar Johannes om te vragen wie hij was. 20&#8216;Ik ben de Christus niet,&#8217; zei hij hun in alle openheid. 21&#8216;Wie dan wel?&#8217; vroegen zij. &#8216;Elia?&#8217; &#8216;Nee,&#8217; antwoordde hij. &#8216;Bent u dan de profeet die komen zou?&#8217; was hun volgende vraag. &#8216;Ook niet,&#8217; zei Johannes. 22&#8216;Maar wie bent u dan? Zeg het alstublieft, anders kunnen wij geen antwoord geven aan de mensen die ons gestuurd hebben.&#8217; 23Hij zei: &#8216;Ik ben de stem van iemand die in de woestijn roept: &#8220;Maak de weg vrij voor de Here!&#8221; De profeet Jesaja heeft dit gezegd.&#8217; 24Er stonden ook enkele Farizee&#235;n bij, 25die vroegen: &#8216;Als u de Christus niet bent en ook niet Elia of de profeet, waarom doopt u dan?&#8217; 26Johannes antwoordde: &#8216;Ik doop mensen met water. Maar in uw midden staat Hij die u nog niet kent. 27Hij is degene die na mij komt, Hij is zo belangrijk dat ik het zelfs niet waard ben om de riem van zijn sandalen los te maken.&#8217; 28Dit gebeurde in Bethani&#235; aan de overkant van de rivier de Jordaan, de plaats waar Johannes mensen doopte.</div><div class="p"> 29De volgende morgen zag hij Jezus aankomen. &#8216;Kijk,&#8217; riep hij. &#8216;Het offerlam van God! Hij neemt de schuld van de wereld op Zich. 30Hem bedoelde ik toen ik zei: &#8220;Na mij komt Iemand die belangrijker is dan ik, omdat Hij er eerder was dan ik.&#8221; 31Ik kende Hem nog niet, maar ik ben gekomen om de mensen met water te dopen om Hem aan Isra&#235;l bekend te maken. 32Ik heb de Heilige Geest als een duif uit de hemel zien komen en Hij bleef op Jezus. 33Toen wist ik nog niet dat Hij het was. Maar God had tegen mij gezegd: &#8220;Op wie u de Heilige Geest ziet neerdalen en blijven, dat is Hem. Hij zal de mensen dopen met de Heilige Geest.&#8221; 34Nu ik dat gezien heb, ben ik ervan overtuigd dat Hij de Zoon van God is en wil ik daarvan getuigen tegenover de mensen.&#8217;</div><div class="p"> 35De volgende dag was Johannes op dezelfde plaats met twee van zijn leerlingen. 36Hij zag Jezus voorbijgaan en zei: &#8216;Kijk, Hij is het Lam van God!&#8217; 37Toen zijn twee leerlingen dat hoorden, gingen zij Jezus achterna. 38Jezus merkte dat zij Hem volgden. Hij keerde Zich om en vroeg: &#8216;Wat willen jullie?&#8217; Zij vroegen: &#8216;Rabbi, waar woont U?&#8217; Rabbi betekent leermeester. 39&#8216;Kom maar kijken,&#8217; zei Hij. Dus gingen zij met Hem mee, zagen waar Hij woonde en bleven de rest van de dag bij Hem. Dit gebeurde rond vier uur &#700;s middags. 40Een van deze twee mannen was Andreas, de broer van Simon Petrus. 41Hij ontmoette zijn broer Simon en zei tegen hem: &#8216;Wij hebben de Messias gevonden.&#8217; Messias betekent Christus, Gezalfde. 42En hij bracht Simon bij Jezus. Jezus keek Simon aan en zei: &#8216;Jij bent Simon, de zoon van Johannes. Jij krijgt een andere naam, Ik noem je voortaan Kefas.&#8217; Kefas betekent Petrus, rots.</div><div class="p"> 43De volgende dag besloot Jezus naar Galilea te gaan. Onderweg ontmoette Hij Filippus. &#8216;Kom,&#8217; zei Hij, &#8216;ga met Mij mee.&#8217; 44Filippus kwam, net als Andreas en Petrus, uit Betsa&#239;da. 45Filippus ging naar Natana&#235;l en zei tegen hem: &#8216;Wij hebben degene gevonden over wie Mozes en de profeten hebben geschreven. Hij heet Jezus en is de zoon van een zekere Jozef uit Nazareth.&#8217; 46&#8216;Uit Nazareth? Kan daar iets goeds vandaan komen?&#8217; zei Natana&#235;l. &#8216;Kom maar mee,&#8217; antwoordde Filippus, &#8216;dan kun je Hem zien.&#8217; 47Toen Jezus Natana&#235;l zag aankomen, zei Hij: &#8216;Kijk, een eerlijke, oprechte man, een echte Isra&#235;liet!&#8217; 48&#8216;Kent U mij dan?&#8217; vroeg Natana&#235;l verbaasd. Jezus antwoordde: &#8216;Voordat Filippus je vroeg mee te gaan, zag Ik je al onder de vijgeboom zitten.&#8217; 49&#8216;Meester,&#8217; zei Natana&#235;l, &#8216;U bent de Zoon van God! De koning van Isra&#235;l!&#8217; 50Jezus antwoordde: &#8216;Dat geloof je omdat Ik zei dat Ik je onder de vijgeboom zag zitten? Je zult nog grotere daden zien! 51Werkelijk, jullie zullen zelfs de hemel open zien en de engelen van God die heen en weer gaan tussen God en Mij, de Mensenzoon.&#8217;</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkJHN">
 <div class="chapter ch2" data-usfm="JHN.2">
 <div class="label">2</div><div class="s1">Water wordt wijn</div><div class="p"> 1Twee dagen later was er een bruiloft in het dorp Kana in Galilea. Jezus&#700; moeder was er, 2en ook Jezus en zijn leerlingen waren uitgenodigd. 3Op zeker ogenblik raakte de wijn op. Jezus&#700; moeder hoorde het en ging het Hem vertellen. 4&#8216;Laat Mij met rust,&#8217; antwoordde Hij. &#8216;Het is mijn tijd nog niet.&#8217; 5Zijn moeder zei tegen de bedienden: &#8216;Doe wat Hij u zegt.&#8217; 6Er stonden zes grote aarden kruiken, elk met een inhoud van zo&#700;n honderd liter. Die werden bij bepaalde gelegenheden met water gevuld, zodat men zich volgens de Joodse voorschriften kon wassen. 7Jezus zei tegen de bedienden: &#8216;Vul al die kruiken met water.&#8217; 8Toen zij dat gedaan hadden, zei Hij: &#8216;Schep er nu wat uit en laat de ceremoniemeester ervan proeven.&#8217; Zij gaven ervan aan de ceremoniemeester, 9die niet wist wat er gebeurd was. Hij proefde van het water dat wijn was geworden en riep de bruidegom. 10Hij zei tegen hem: &#8216;Wat een lekkere wijn! Hoe is het mogelijk! Iedereen schenkt eerst de goede wijn en als de mensen dronken beginnen te worden, pas de minder goede. Maar u hebt de beste wijn voor het laatst bewaard.&#8217; 11Zo liet Jezus in Kana in Galilea voor het eerst zien wie Hij was. Daar toonde Hij zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in Hem.</div><div class="p"> 12Hierna ging Hij met zijn moeder, broers en leerlingen naar Kafarna&#252;m, maar zij bleven daar niet lang.</div><div class="s1">Jezus bezoekt de tempel</div><div class="p"> 13Weldra zou Pesach, het Joodse Paasfeest, beginnen. Daarom vertrok Jezus naar Jeruzalem. 14Op het tempelplein zag Hij handelaars die runderen, schapen en duiven verkochten en geldwisselaars die achter hun tafeltjes zaten. 15Hij knoopte een paar stukken touw aan elkaar en joeg hen daarmee met hun dieren de tempel uit. Het geld van de wisselaars gooide Hij op de grond en hun tafeltjes gooide Hij omver. 16Tegen de duivenverkopers zei Hij: &#8216;Eruit! Het huis van mijn Vader is geen markt!&#8217; 17Dit herinnerde de leerlingen eraan dat er geschreven staat: &#8216;Van mijzelf blijft niets over, omdat ik alles geef voor uw huis.&#8217; 18De Joden namen dit niet. &#8216;Hoe durft U! Bewijs maar eens dat U dit mag doen!&#8217; 19&#8216;Breek deze tempel af,&#8217; zei Jezus. &#8216;En in drie dagen zal Ik hem weer opbouwen.&#8217; 20&#8216;Wat!&#8217; riepen de Joden. &#8216;Er is zesenveertig jaar aan deze tempel gewerkt en U zou er in drie dagen mee klaar zijn?&#8217; 21Maar Jezus bedoelde dat Hijzelf, zijn eigen lichaam, die tempel was. 22Later, toen Hij uit de dood was teruggekomen, herinnerden zijn leerlingen zich dat Hij dit gezegd had. Het klopte met wat er in de Boeken staat en zij geloofden het.</div><div class="s1">Nikodemus bezoekt Jezus</div><div class="p"> 23Door de wonderen die Jezus tijdens het Paasfeest in Jeruzalem deed, gingen veel mensen in Hem geloven. 24Maar Hij bleef terughoudend, omdat Hij de mensen door en door kende. 25Niemand hoefde Hem iets over de mens te vertellen, want Hij wist wat er in een mens omgaat.</div>
 </div>
 </div>
</div>

JohannesVoorbeeld

Schrift

Over dit leesplan

Gerelateerde leesplannen