Tammuz 11

"Zo draagt Aäron de namen van de zonen van Israël op zijn hart als hij in het heiligdom komt. Zo zal Ik altijd aan de Israëlieten denken. In de borsttas moet je twee stenen leggen: de Urim(= 'licht')en de Tummim(= 'volmaking'), waarmee Aäron mijn beslissingen vraagt..." (Exodus 28:29-30, BB).

Baruch (Geprezen is God)
Waar ben je God vandaag dankbaar voor?

Shekina (Gods aanwezigheid)
Waar nodig je Gods aanwezigheid voor uit vandaag?

Op de voorkant van dit dagboek staan twaalf kleuren. Dit zijn de kleuren van de edelstenen van de twaalf stammen van Israël. De hogepriester droeg een gouden borstschild met deze edelstenen. God gaf iedere stam een eigen edelsteen met een unieke kleur. Op de stenen stonden de namen van de twaalf stammen. En iedere naam is een verwijzing naar Jezus.

God zag zijn volk als glinsterende edelstenen door goud omgeven. De hogepriester droeg die op zijn hart en iedere keer dat hij bij God kwam, bracht hij zo het volk bij God om de Heer steeds opnieuw aan hen te herinneren. De hogepriester deed voorspraak voor het volk en vroeg vergeving voor hun zonden.

De hogepriester was een voorafspiegeling van Jezus. Hij is de grote Hogepriester en Hij draagt Israël én ons op zijn hart. Ieder met onze unieke naam en unieke kleur mogen we de heerlijkheid van God weerspiegelen. Hij heeft onze zonden weggenomen en Hij pleit voor ons bij de Vader.

Tip: Zoek de namen van de edelstenen, de stammen en de betekenis op.