Aanbidding: een studie in PsalmenVoorbeeld

Wat staat er?

Vijanden onderdrukten Israël voortdurend. De psalmist deed een beroep op Gods genade en drong er bij Israël op aan hun hoop op Gods Woord en onfeilbare liefde te stellen. Ook David hoopte nederig op de Heer.

Wat betekent het?

Psalm 129 en 130 zijn hoogstwaarschijnlijk geschreven door Hizkia 300 jaar later dan David, als jonge herder, Psalm 131 schreef. De gebeden van koning Hizkia hadden betrekking op twee bedreigingen voor Israël – vijanden van buiten haar poorten en zonde binnenin het land zelf. De plaatsing van Davids korte psalm direct na Hizkia's wanhoopskreet is niet toevallig; zijn voorbede ontleende hij zelfs aan de woorden van de jonge David: "O Israël, stel uw hoop in de Heer." Israël had dezelfde nederigheid voor de Heer nodig die duidelijk zichtbaar was geweest in haar grootste koning. Hun rechtvaardige en barmhartige God was – en is – de enige die hen kon beschermen en verlossen.

Hoe moet ik reageren?

Hoe vaak bid je voor ons land? We hebben goddelijke voorbidders nodig als nooit tevoren. Net als Israël in Hizkia's tijd, worden we dagelijks herinnerd aan naties van wie de haat jegens ons land hen ertoe aanzet om onze vernietiging te zoeken. De arrogantie en schaamteloze rebellie van onze burgers tegen God en zijn Woord zijn even rampzalig. Gods liefde is onfeilbaar, maar zijn rechtvaardige, heilige natuur tolereert geen zonde. Zijn barmhartigheid en vergeving zijn onze enige hoop. Laten we ons verenigen in ons verlangen naar ons land: "O Nederland, stel uw hoop op de Heer!" of "O België, stel uw hoop op de Heer!".