Het Oude Testament - Belangrijke profeten

Het Oude Testament - De boeken van wijsheid

Een reis van 60 dagen door het Nieuwe Testament

Heilige emoties - Bijbelse antwoorden op iedere uitdaging

Elisa: een verhaal over een lachwekkend geloof

Het betere leesplan

Veranderd: De volgende stap in een Veranderd Leven

Waar komen wij vandaan?

Open Doors | Delen in Jezus' lijden

Ik kom jullie goed nieuws brengen

Het Boek

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkEXO">
 <div class="chapter ch4" data-usfm="EXO.4">
 <div class="label">4</div><div class="s1">Tekenen van Gods belofte</div><div class="p"> 1Mozes zei evenwel: &#8216;Zij zullen mij niet geloven! Ze zullen het niet doen en zeker niet als &#237;k het zeg. Zij zullen zeggen: &#8220;De Here is helemaal niet aan u verschenen!&#8221;&#8198;&#8217; 2&#8216;Wat hebt u daar in uw hand?&#8217; vroeg de Here hem. &#8216;Een herdersstaf,&#8217; antwoordde Mozes. 3&#8216;Gooi hem eens op de grond,&#8217; zei de Here. Mozes gooide de staf neer, hij veranderde onmiddellijk in een slang en Mozes deed snel een stap terug. 4Toen zei de Here: &#8216;Pak hem bij zijn staart!&#8217; Mozes deed dat en plotseling werd het weer een herdersstaf! 5&#8216;Doe dit en zij zullen u geloven!&#8217; zei de Here. &#8216;Dan zullen zij er van overtuigd zijn dat de Here, de God van Abraham, Isaak en Jakob, werkelijk aan u is verschenen. 6Steek nu uw hand tussen uw kleren ter hoogte van uw borst.&#8217; Mozes deed het en toen hij de hand terugtrok, was die wit van de uitslag! 7&#8216;Steek hem nu weer tussen uw kleren,&#8217; zei God. Toen Mozes dat deed en de hand daarna weer terugtrok, was de uitslag verdwenen! 8&#8216;Als zij het eerste wonder niet geloven, zal het tweede hen wel overtuigen!&#8217; zei de Here. 9&#8216;En als zij u na deze twee wonderen nog niet geloven, neem dan wat water uit de Nijl en gooi dat op de grond. Het zal veranderen in bloed.&#8217; 10Maar Mozes smeekte: &#8216;Och Here, ik ben helemaal geen goede spreker! Ik ben het nooit geweest en zal het ook nooit worden, ook niet nu U met mij gesproken hebt. Ik kan nooit de juiste woorden vinden.&#8217; 11&#8216;Wie heeft de mens een mond gegeven?&#8217; vroeg de Here hem. &#8216;Ben Ik dat niet, de Here? Wie maakt de mens stom of doof, ziende of blind? 12Vooruit, zoek niet langer naar uitvluchten. Doe wat Ik u heb opgedragen. Ik zal u helpen met spreken en u vertellen wat u moet zeggen.&#8217; 13Maar Mozes wierp tegen: &#8216;Here, stuur toch alstublieft iemand anders!&#8217; 14Toen werd de Here boos en zei: &#8216;Goed, uw broer A&#228;ron is een goed spreker. Hij komt hierheen om u te zoeken en zal erg blij zijn u te vinden.</div><div class="p"> 15Ik zal u zeggen wat u hem moet vertellen en dan zal Ik u beiden helpen bij het spreken en u zeggen wat u moet doen. 16Hij zal in uw plaats het volk toespreken. Net zoals Ik u vertel wat u moet zeggen, zult u het hem vertellen. 17En vergeet niet uw staf mee te nemen zodat u de wonderen kunt doen die Ik u heb laten zien.&#8217;</div><div class="p"> 18Mozes ging terug naar huis en besprak de zaak met zijn schoonvader Jetro. &#8216;Als u het goed vindt,&#8217; zei Mozes, &#8216;ga ik terug naar Egypte om mijn familie te bezoeken. Ik weet niet eens of ze nog wel leven.&#8217; &#8216;Ga in vrede,&#8217; antwoordde Jetro.</div><div class="p"> 19Voordat Mozes Midjan verliet, zei de Here tegen hem: &#8216;Wees niet bang om naar Egypte terug te gaan, want allen die u wilden doden, zijn overleden.&#8217; 20Zo trok Mozes met zijn vrouw en zonen op ezels naar Egypte. De &#8216;staf van God&#8217; hield hij stevig vast! 21De Here zei tegen hem: &#8216;Als u terugkomt in Egypte, moet u naar de farao gaan en hem de wonderen laten zien die Ik u heb getoond. Ik zal hem echter koppig maken zodat hij het volk niet zal laten gaan. 22Zeg dan tegen de farao: &#8220;De Here zegt: Isra&#235;l is mijn oudste zoon 23en Ik heb u opgedragen hem te laten gaan zodat hij Mij kan aanbidden. Als u weigert, zal Ik uw oudste zoon doden&#8221;.&#8217;</div><div class="p"> 24Mozes reisde verder met zijn gezin en toen hij op een avond stopte om te overnachten, verscheen de Here hem en probeerde hem te doden. 25Zijn vrouw Sippora greep een stenen mes, besneed haar zoon en hield de bloedende voorhuid tegen Mozes&#700; voet. 26&#8216;Ik heb je leven gered met het bloed van mijn zoon,&#8217; zei zij. Toen liet de Here Mozes met rust.</div><div class="p"> 27Daarna zei de Here tegen A&#228;ron: &#8216;Ga Mozes in de woestijn tegemoet.&#8217; A&#228;ron reisde naar de berg Horeb, de berg van God, en ontmoette Mozes daar. Het was een gelukkig weerzien. 28Mozes vertelde A&#228;ron wat de Here hem had opgedragen en wat zij moesten zeggen. Ook vertelde hij over de staf en de wonderen die zij voor de farao moesten doen. 29Zo gingen Mozes en A&#228;ron samen terug naar Egypte en riepen de leiders van het volk Isra&#235;l bijeen. 30A&#228;ron vertelde hun wat de Here tegen Mozes had gezegd en Mozes toonde hun de wonderen. 31Het volk geloofde dat de Here hem had gestuurd. Toen de mensen hoorden dat de Here hun moeilijkheden had gezien en hen nu wilde redden, waren zij erg blij. Zij knielden neer en aanbaden Hem.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkEXO">
 <div class="chapter ch5" data-usfm="EXO.5">
 <div class="label">5</div><div class="s1">De onderdrukking wordt zwaarder</div><div class="p"> 1Daarna gingen Mozes en A&#228;ron naar de farao. Zij zeiden tegen hem: &#8216;Wij brengen u een boodschap van de Here, de God van Isra&#235;l. Hij zegt u: &#8220;Laat mijn volk gaan om ter ere van Mij feest te vieren in de woestijn en Mij te aanbidden.&#8221;&#8198;&#8217; 2&#8216;Zo, zo,&#8217; spotte de farao, &#8216;en wie is die God dan wel, dat ik naar Hem moet luisteren? Ik ken die Here niet en ik zal de Isra&#235;lieten niet laten gaan.&#8217; 3Maar Mozes en A&#228;ron gaven het niet op. &#8216;De God van de Hebree&#235;rs heeft met ons gesproken,&#8217; zeiden zij. &#8216;Wij moeten drie dagreizen ver de woestijn intrekken en daar de Here, onze God, offers brengen. Als wij Hem niet gehoorzamen, zal Hij ons doden met ziekten of geweld.&#8217; 4&#8216;Wie denken jullie dat je bent,&#8217; riep de farao, 5&#8216;Jullie volk is al groter dan het onze en nu houden jullie ze ook nog van het werk.&#8217; 6Nog diezelfde dag gaf de farao de opzichters en werkbazen van het volk Isra&#235;l de opdracht: 7&#8216;Geef het volk niet langer stro om stenen te maken! Zij moeten nu maar zelf stro gaan zoeken. 8Maar zorg ervoor dat ze net zoveel stenen maken als tot nu toe. Zij hebben schijnbaar niet genoeg te doen, anders zouden ze het niet hebben over zo&#700;n reis naar de woestijn om daar hun God te aanbidden. 9Laat ze maar zweten. Dan zullen zij het wel afleren te luisteren naar de leugens van Mozes en A&#228;ron!&#8217; 10-11 De opzichters en werkbazen gaven het volk het nieuwe bevel door. &#8216;De farao heeft ons opgedragen jullie geen stro meer te geven,&#8217; zeiden zij. &#8216;Jullie zullen het nu zelf moeten zoeken. Maar denk erom: de productie moet op hetzelfde peil blijven!&#8217; 12Zo ging het volk overal heen om stro te zoeken. 13Maar de opzichters waren wreed. &#8216;Zorg dat je elke dag dezelfde hoeveelheid als vroeger klaar hebt,&#8217; was hun eis. 14Zij sloegen de Isra&#235;litische opzichters en schreeuwden: &#8216;Waarom hebben jullie vandaag niet net zoveel stenen als gisteren gemaakt?&#8217; 15De Isra&#235;litische opzichters gingen naar de farao. &#8216;Waarom behandelt u ons zo wreed?&#8217; smeekten zij. 16&#8216;Wij moeten zelf stro zoeken en toch net zoveel stenen maken als voorheen. Wij worden geslagen voor iets waar wij niets aan kunnen doen. Het is de schuld van uw opzichters, zij stellen onredelijke eisen.&#8217; 17Maar de farao was onverbiddelijk: &#8216;Jullie hebben kennelijk niet genoeg werk. Anders zouden jullie niet zeggen: &#8220;Laat ons gaan om onze God offers te brengen.&#8221; 18Ga terug naar je werk. Jullie krijgen geen stro en de dagproductie van stenen wordt niet verminderd.&#8217;</div><div class="p"> 19Het was een hopeloze situatie. Toen de opzichters het paleis uitliepen, 20troffen zij Mozes en A&#228;ron aan die op hen stonden te wachten. 21Zij zeiden verbitterd: &#8216;Moge de Here jullie straffen. Jullie hebben ons bij de farao en zijn mensen in een kwaad daglicht gesteld. Jullie hebben hun zelfs een reden gegeven om ons te doden.&#8217; 22Toen ging Mozes terug naar de Here en vroeg Hem: &#8216;Here, waarom behandelt U uw eigen volk zo slecht? Waarom hebt U mij gestuurd als U hun dit wilde aandoen? 23Nadat ik uw boodschap aan de farao heb doorgegeven, is hij alleen maar wreder voor hen geworden en U hebt hen niet geholpen!&#8217;</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkEXO">
 <div class="chapter ch6" data-usfm="EXO.6">
 <div class="label">6</div><div class="s1">Gods belofte</div><div class="p"> 1De Here antwoordde Mozes: &#8216;Nu zult u gaan zien wat Ik met de farao doe. Want hij zal worden gedwongen mijn volk te laten gaan en als Ik met hem klaar ben, zal hij hen niet alleen laten gaan. Nee, hij zal hen zelfs het land uitjagen!</div><div class="p"> 2Ik ben de Here, de Almachtige God, die verscheen aan Abraham, Isaak en Jakob, ook al kenden zij Mij niet met de naam Here. 3Ik heb een verbond met hen gesloten en hun beloofd dat Ik hun en hun afstammelingen het land Kana&#228;n zou geven, waarin zij toen woonden.</div><div class="p"> 4En nu heb Ik de onderdrukking van het volk Isra&#235;l, als slaven van de Egyptenaren, gezien en Ik heb Mij mijn verbond herinnerd. 5Daarom moet u de afstammelingen van Isra&#235;l vertellen dat Ik mijn enorme macht zal gebruiken en grote wonderen zal doen om hen uit de slavernij te bevrijden. 6Ik zal hen aannemen als mijn volk en Ik zal hun God zijn. En zij zullen weten dat Ik de Here hun God ben, die hen heeft gered van de Egyptenaren. 7-8 Ik zal hen brengen naar het land dat Ik Abraham, Isaak en Jakob al heb beloofd. Het zal hun toebehoren.&#8217; Mozes vertelde het volk wat God had gezegd, maar zij wilden niet naar hem luisteren. De gevolgen van zijn eerdere uitspraken hadden hen totaal ontmoedigd. 9De Here sprak opnieuw met Mozes en zei: 10&#8216;Ga terug naar de farao en zeg hem dat hij het volk van Isra&#235;l m&#243;et laten gaan.&#8217; 11&#8216;Maar ziet U het dan niet?&#8217; protesteerde Mozes. &#8216;Als het volk al niet naar mij wil luisteren, hoe kan ik dan verwachten dat de farao dat wel zal doen? Ik ben toch immers geen spreker!&#8217; 12Toen beval de Here Mozes en A&#228;ron opnieuw naar het volk Isra&#235;l te gaan en ook naar de farao om te eisen dat hij het volk zou laten gaan.</div><div class="p"> 13Dit zijn de namen van de familiehoofden uit de verschillende stammen van Isra&#235;l:</div><div class="p">De zonen van Ruben, de oudste zoon van Isra&#235;l: Chanoch, Pallu, Chesron en Karmi.</div><div class="p"> 14De familiehoofden van de stam van Simeon waren: Jemu&#235;l, Jamin, Ohad, Jachin, Sochar en Saul, wiens moeder een Kana&#228;nitische was.</div><div class="p"> 15Dit zijn de familiehoofden van de stam van Levi, in volgorde van leeftijd: Gerson, Kehat en Merari. Levi was honderdzevenendertig jaar toen hij stierf. 16De zonen van Gerson waren Libni en Simi (zo heten ook hun families). 17De zonen van Kehat waren Amram, Jishar, Chebron en Uzzi&#235;l. Kehat was honderddrie&#235;ndertig jaar toen hij stierf. 18De zonen van Merari waren Machli en Musi. Dit waren de families van de Levieten in volgorde van leeftijd. 19Amram trouwde met Jochebed, de zuster van zijn vader. Hun zonen heetten A&#228;ron en Mozes. Amram stierf toen hij honderdzevenendertig jaar was. 20De zonen van Jishar waren Korach, Nefeg en Zichri. 21De zonen van Uzzi&#235;l waren Misa&#235;l, Elsafan en Sitri. 22A&#228;ron trouwde met Eliseba, de dochter van Amminadab, de zuster van Nachson. Hun zonen heetten Nadab, Abihu, Eleazar en Itamar. 23De zonen van Korach waren Assir, Elkana en Abiasaf. Dat zijn de gezinnen in het geslacht van Korach. 24A&#228;rons zoon Eleazar trouwde met een van de dochters van Puti&#235;l. Hun zoon heette Pinechas. Dit waren de namen van de familiehoofden van de stam van Levi en van de gezinnen binnen de families. 25De A&#228;ron en Mozes die in bovenstaande lijst voorkomen, zijn dezelfde A&#228;ron en Mozes tegen wie God zei: &#8216;Leid het hele volk Isra&#235;l uit het land Egypte weg.&#8217; 26Zij gingen naar de farao om toestemming te vragen het volk uit het land weg te leiden. 27-28 Tegen hen zei de Here: &#8216;Ik ben de Here. Ga en breng de farao de boodschap die Ik jullie heb gegeven.&#8217; 29En dit is dezelfde Mozes die tegen de Here inging en zei: &#8216;Ik kan het niet, ik ben geen spreker, waarom zou de farao naar mij luisteren?&#8217;</div>
 </div>
 </div>
</div>

Het Oude Testament - De boeken van MozesVoorbeeld

Schrift

Over dit leesplan

Gerelateerde leesplannen