Woorden van waardeVoorbeeld

Vrijdag – Woorden van vervloeking of woorden van leven

Lees: Jakobus 3:9-12

SOAP: Jakobus 3:9-10

Mij zoontje van zeven is me er een. Onlangs vroeg hij aan mijn oudste zoon: “Hou jij van mij?” Hij wist natuurlijk dat de oudste hem zou plagen en zou zeggen: “Nee.” En de jongste antwoordde toen: “Dan hou je niet van God. Want dat zei papa gisteren. Dus als je niet van mij houdt, als je broer, dan kan je niet van God houden!” Die zat! Schaakmat.

De tekst voor vandaag doet me terugdenken aan dat moment. Het is niet zo moeilijk om onze woorden te gebruiken om God te prijzen en Hem te danken voor alle wonderbare dingen die Hij in ons leven doet. Maar wat voor woorden gebruiken we als we met anderen praten? Hanteren we dan dezelfde normen als bij ons spreken met God?

De sleutel van deze verzen is voor mij dat we bedenken dat mensen zijn gemaakt naar het beeld van God. En dus behoren zij ook als zodanig behandeld te worden. Onze mond kan God prijzen en mensen vervloeken. Hoe kan dat? Laten we daar eens over nadenken. Zou ik tegen God dezelfde dingen kunnen zeggen die ik tegen anderen zeg? Als het antwoord “nee” is, dan wordt het tijd om op een andere manier te gaan spreken.

O, Heer, ik prijs en aanbid U. Met de woorden die ik spreek wil ik U eer geven en ook de mensen die U geschapen hebt. Help mij alstublieft, om de ander te zien als die mens die U zo wonderlijk geschapen hebt. In Jezus’ naam, amen.