Het betere leesplan

Brieven uit het Nieuwe Testament en Handelingen

60 om te beginnen

Psalmen & Spreuken

Gebed

Heilige emoties - Bijbelse antwoorden op iedere uitdaging

Een reis van 60 dagen door het Nieuwe Testament

Detox je ziel

Veranderd: De volgende stap in een Veranderd Leven

Waar komen wij vandaan?

Het Boek

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkEXO">
 <div class="chapter ch3" data-usfm="EXO.3">
 <div class="label">3</div><div class="s1">Gods opdracht aan Mozes</div><div class="p"> 1Mozes was herder geworden over de schapen van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan. Op een dag was hij met de kudde aan de rand van de woestijn vlakbij de Horeb, de berg van God. 2Daar verscheen de Engel van de Here aan hem als een vuurvlam, midden in een braamstruik. Toen Mozes zag dat de braamstruik wel vlam had gevat maar niet verbrandde, 3liep hij er naar toe om het beter te bekijken. 4Toen de Here dat zag, riep Hij: &#8216;Mozes, Mozes!&#8217; &#8216;Hier ben ik,&#8217; zei Mozes. 5&#8216;Kom niet dichterbij,&#8217; zei de Here. &#8216;Trek uw sandalen uit, want u staat op heilige grond. 6Ik ben de God van uw voorouders. Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.&#8217;</div><div class="p">Mozes hield zijn handen voor zijn ogen, want hij durfde niet naar God te kijken. 7Toen vervolgde de Here: &#8216;Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien en Ik heb de jammerklachten over hun onderdrukking gehoord. 8Ik ben gekomen om hen uit de handen van de Egyptenaren te redden. Ik zal hen vanuit Egypte naar een ander, een goed land brengen. Dat zal een groot land zijn, een land dat overvloeit van melk en honing. Het is het land waar de Kana&#228;nieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten wonen. 9Ja, het gejammer van het volk Isra&#235;l is tot Mij in de hemel doorgedrongen en Ik heb gezien met wat voor slavenwerk de Egyptenaren hen onderdrukken. 10Ik ga u nu naar de farao sturen om van hem te eisen dat u mijn volk uit Egypte wegleidt.&#8217;</div><div class="p"> 11&#8216;Maar dat kan ik helemaal niet, daar ben ik helemaal niet geschikt voor,&#8217; stamelde Mozes. 12God zei: &#8216;Ik ben toch bij u! Dit is het bewijs dat Ik degene ben die u heeft gezonden: als u het volk uit Egypte hebt weggeleid, zult u God op deze berg aanbidden!&#8217; 13Maar Mozes vroeg: &#8216;Als ik naar de Isra&#235;lieten ga en hun zeg dat de God van hun voorouders mij heeft gestuurd, zullen zij vragen: &#8220;Over welke God heb je het?&#8221; Wat moet ik dan antwoorden?&#8217; 14&#8216;Zijn naam is: Ik ben die Ik ben,&#8217; was het antwoord. &#8216;Zeg maar tegen hen: &#8220;Ik Ben&#8221; heeft mij gestuurd! 15Ja, zeg hun: &#8220;De Here, de God van jullie voorouders, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, die heeft mij naar jullie toegestuurd&#8221;. De naam Here zal Ik voortaan dragen en zo zal elke generatie Mij noemen.&#8217; 16&#8216;Roep de leiders van Isra&#235;l bijeen,&#8217; droeg God hem op, &#8216;en zeg tegen hen: de Here, de God van onze voorouders, is mij verschenen en heeft mij gezegd: &#8220;Ik heb mijn volk opgezocht en gezien wat hun in Egypte wordt aangedaan. 17Ik zal hen redden van de slavernij en de onderdrukking en hen brengen naar het land waar nu nog Kana&#228;nieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten wonen. Dat is een land dat overvloeit van melk en honing.&#8221; 18De leiders van het volk van Isra&#235;l zullen deze boodschap geloven. Zij moeten meegaan naar de koning van Egypte en hem zeggen: &#8220;De Here, de God van de Hebree&#235;rs, heeft met ons gesproken en ons opgedragen drie dagreizen ver de woestijn in te trekken en Hem daar offers te brengen. Wilt u ons laten gaan?&#8221; 19Maar Ik weet dat de koning van Egypte u niet zal laten gaan, tenzij hij daartoe wordt gedwongen. 20En daarom z&#225;l Ik hem dwingen! Ik zal Egypte te gronde richten met mijn wonderen, zodat hij u ten slotte zal laten gaan. 21Ik zal ervoor zorgen dat de Egyptenaren u bij het vertrek zullen overladen met geschenken, zodat u niet met lege handen hoeft te vertrekken. 22Iedere vrouw moet van haar meesters vrouw en buurvrouwen juwelen, zilver, goud en de beste kleren vragen. Uw zonen en dochters zullen gekleed gaan in het beste van Egypte!&#8217;</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkEXO">
 <div class="chapter ch4" data-usfm="EXO.4">
 <div class="label">4</div><div class="s1">Tekenen van Gods belofte</div><div class="p"> 1Mozes zei evenwel: &#8216;Zij zullen mij niet geloven! Ze zullen het niet doen en zeker niet als &#237;k het zeg. Zij zullen zeggen: &#8220;De Here is helemaal niet aan u verschenen!&#8221;&#8198;&#8217; 2&#8216;Wat hebt u daar in uw hand?&#8217; vroeg de Here hem. &#8216;Een herdersstaf,&#8217; antwoordde Mozes. 3&#8216;Gooi hem eens op de grond,&#8217; zei de Here. Mozes gooide de staf neer, hij veranderde onmiddellijk in een slang en Mozes deed snel een stap terug. 4Toen zei de Here: &#8216;Pak hem bij zijn staart!&#8217; Mozes deed dat en plotseling werd het weer een herdersstaf! 5&#8216;Doe dit en zij zullen u geloven!&#8217; zei de Here. &#8216;Dan zullen zij er van overtuigd zijn dat de Here, de God van Abraham, Isaak en Jakob, werkelijk aan u is verschenen. 6Steek nu uw hand tussen uw kleren ter hoogte van uw borst.&#8217; Mozes deed het en toen hij de hand terugtrok, was die wit van de uitslag! 7&#8216;Steek hem nu weer tussen uw kleren,&#8217; zei God. Toen Mozes dat deed en de hand daarna weer terugtrok, was de uitslag verdwenen! 8&#8216;Als zij het eerste wonder niet geloven, zal het tweede hen wel overtuigen!&#8217; zei de Here. 9&#8216;En als zij u na deze twee wonderen nog niet geloven, neem dan wat water uit de Nijl en gooi dat op de grond. Het zal veranderen in bloed.&#8217; 10Maar Mozes smeekte: &#8216;Och Here, ik ben helemaal geen goede spreker! Ik ben het nooit geweest en zal het ook nooit worden, ook niet nu U met mij gesproken hebt. Ik kan nooit de juiste woorden vinden.&#8217; 11&#8216;Wie heeft de mens een mond gegeven?&#8217; vroeg de Here hem. &#8216;Ben Ik dat niet, de Here? Wie maakt de mens stom of doof, ziende of blind? 12Vooruit, zoek niet langer naar uitvluchten. Doe wat Ik u heb opgedragen. Ik zal u helpen met spreken en u vertellen wat u moet zeggen.&#8217; 13Maar Mozes wierp tegen: &#8216;Here, stuur toch alstublieft iemand anders!&#8217; 14Toen werd de Here boos en zei: &#8216;Goed, uw broer A&#228;ron is een goed spreker. Hij komt hierheen om u te zoeken en zal erg blij zijn u te vinden.</div><div class="p"> 15Ik zal u zeggen wat u hem moet vertellen en dan zal Ik u beiden helpen bij het spreken en u zeggen wat u moet doen. 16Hij zal in uw plaats het volk toespreken. Net zoals Ik u vertel wat u moet zeggen, zult u het hem vertellen. 17En vergeet niet uw staf mee te nemen zodat u de wonderen kunt doen die Ik u heb laten zien.&#8217;</div><div class="p"> 18Mozes ging terug naar huis en besprak de zaak met zijn schoonvader Jetro. &#8216;Als u het goed vindt,&#8217; zei Mozes, &#8216;ga ik terug naar Egypte om mijn familie te bezoeken. Ik weet niet eens of ze nog wel leven.&#8217; &#8216;Ga in vrede,&#8217; antwoordde Jetro.</div><div class="p"> 19Voordat Mozes Midjan verliet, zei de Here tegen hem: &#8216;Wees niet bang om naar Egypte terug te gaan, want allen die u wilden doden, zijn overleden.&#8217; 20Zo trok Mozes met zijn vrouw en zonen op ezels naar Egypte. De &#8216;staf van God&#8217; hield hij stevig vast! 21De Here zei tegen hem: &#8216;Als u terugkomt in Egypte, moet u naar de farao gaan en hem de wonderen laten zien die Ik u heb getoond. Ik zal hem echter koppig maken zodat hij het volk niet zal laten gaan. 22Zeg dan tegen de farao: &#8220;De Here zegt: Isra&#235;l is mijn oudste zoon 23en Ik heb u opgedragen hem te laten gaan zodat hij Mij kan aanbidden. Als u weigert, zal Ik uw oudste zoon doden&#8221;.&#8217;</div><div class="p"> 24Mozes reisde verder met zijn gezin en toen hij op een avond stopte om te overnachten, verscheen de Here hem en probeerde hem te doden. 25Zijn vrouw Sippora greep een stenen mes, besneed haar zoon en hield de bloedende voorhuid tegen Mozes&#700; voet. 26&#8216;Ik heb je leven gered met het bloed van mijn zoon,&#8217; zei zij. Toen liet de Here Mozes met rust.</div><div class="p"> 27Daarna zei de Here tegen A&#228;ron: &#8216;Ga Mozes in de woestijn tegemoet.&#8217; A&#228;ron reisde naar de berg Horeb, de berg van God, en ontmoette Mozes daar. Het was een gelukkig weerzien. 28Mozes vertelde A&#228;ron wat de Here hem had opgedragen en wat zij moesten zeggen. Ook vertelde hij over de staf en de wonderen die zij voor de farao moesten doen. 29Zo gingen Mozes en A&#228;ron samen terug naar Egypte en riepen de leiders van het volk Isra&#235;l bijeen. 30A&#228;ron vertelde hun wat de Here tegen Mozes had gezegd en Mozes toonde hun de wonderen. 31Het volk geloofde dat de Here hem had gestuurd. Toen de mensen hoorden dat de Here hun moeilijkheden had gezien en hen nu wilde redden, waren zij erg blij. Zij knielden neer en aanbaden Hem.</div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkPSA">
 <div class="chapter ch56" data-usfm="PSA.56">
 <div class="label">56</div><div class="d"> 1Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: &#8216;De duif op verre eilanden.&#8217; Dit lied schreef hij nadat de Filistijnen hem bij Gath gevangennamen.</div><div class="q1"> 2Wees mij nabij, o God,</div><div class="q1">en geef mij uw genade,</div><div class="q1">want de mensen trappen mij tegen de grond.</div><div class="q1">De hele dag brengen mijn tegenstanders</div><div class="q1">mij in het nauw.</div><div class="q1"> 3Mijn vijanden tergen mij de hele dag.</div><div class="q1">Tallozen staan nu boven mij</div><div class="q1">en strijden tegen mij.</div><div class="q1"> 4Juist als alles mij angst aanjaagt,</div><div class="q1">stel ik op U mijn vertrouwen.</div><div class="q1"> 5Op U, mijn God.</div><div class="q1">Ik prijs uw woord.</div><div class="q1">Ik vertrouw op God en ken geen angst,</div><div class="q1">wat zouden mensen mij kunnen aandoen?</div><div class="q1"> 6Zij verdraaien voortdurend mijn woorden,</div><div class="q1">zij beramen kwade plannen tegen mij.</div><div class="q1"> 7Zij willen mij overvallen en bespioneren mij.</div><div class="q1">Zij letten op elke stap die ik zet</div><div class="q1">in de hoop mij te kunnen doden.</div><div class="q1"> 8Zouden zij die zoveel slechts en zoveel zonden doen,</div><div class="q1">kunnen ontkomen? O God, vernietig hen.</div><div class="q1"> 9U neemt mijn zwerftochten waar</div><div class="q1">en kent elke traan die ik stort.</div><div class="q1">Alles staat immers in uw boek?</div><div class="q1"> 10Als ik U te hulp roep,</div><div class="q1">zullen mijn vijanden terugdeinzen.</div><div class="q1">Ik weet zeker dat God mij zal helpen.</div><div class="q1"> 11Ik loof en prijs het woord van God.</div><div class="q1">Ik loof en prijs het woord van de Here.</div><div class="q1"> 12Ik vertrouw op God en ken geen angst.</div><div class="q1">Wat zou een mens mij kunnen aandoen?</div><div class="q1"> 13Ik heb U geloften gedaan, o God.</div><div class="q1">Ik zal ze nakomen met offers</div><div class="q1">waarmee ik U zal loven en prijzen.</div><div class="q1"> 14Want U hebt mij bevrijd van de dood,</div><div class="q1">mij het leven teruggegeven.</div><div class="q1">U hebt mij weer in ere hersteld.</div><div class="q1">Nu mag ik weer leven voor Gods aangezicht</div><div class="q1">in zijn licht, dat leven geeft.</div><div class="b"></div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkPSA">
 <div class="chapter ch57" data-usfm="PSA.57">
 <div class="label">57</div><div class="d"> 1Een lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: &#8216;Vernietig niet.&#8217; Een waardevol lied, dat hij schreef nadat hij voor Saul vluchtte in de grot.</div><div class="q1"> 2Wees mij nabij, o God,</div><div class="q1">en geef mij uw genade,</div><div class="q1">mijn ziel vindt alleen maar bescherming bij U.</div><div class="q1">Ik schuil in de schaduw van uw vleugels,</div><div class="q1">tot het gevaar is geweken.</div><div class="q1"> 3Ik roep tot God, de Allerhoogste,</div><div class="q1">die mij bevrijden zal.</div><div class="q1"> 4Hij zal mij hulp sturen vanuit de hemel</div><div class="q1">en mij verlossen.</div><div class="q1">Hij zal de man die mij naar het leven staat,</div><div class="q1">tot een mikpunt van spot maken.</div><div class="q1">God zal de waarheid aan het licht brengen</div><div class="q1">en zijn goedheid en liefde tonen.</div><div class="q1"> 5Ik voel mij als voor de leeuwen gegooid,</div><div class="q1">ik ben omringd door mensen</div><div class="q1">die mijn bloed willen zien.</div><div class="q1">Hun tanden zien er uit als speren en scherpe pijlen.</div><div class="q1">Hun tong is een scherp zwaard.</div><div class="q1"> 6Laat uw grootheid zien tot boven de hemelen, o God,</div><div class="q1">toon de hele aarde uw geweldige majesteit.</div><div class="q1"> 7Zij hebben een val voor mij gezet</div><div class="q1">om mij levend te vangen.</div><div class="q1">Zij hebben een kuil voor mij gegraven,</div><div class="q1">maar zijn er zelf in gevallen.</div><div class="q1"> 8O mijn God, U stelt mij gerust,</div><div class="q1">mijn hart is weer tot rust gekomen.</div><div class="q1">Ik zal liederen en psalmen voor U zingen.</div><div class="q1"> 9Word wakker, mijn ziel!</div><div class="q1">Word wakker, harp en citer!</div><div class="q1">Samen zullen wij de nieuwe dag tegemoettreden.</div><div class="q1"> 10Here, ik zal U de lof en eer brengen onder alle volken.</div><div class="q1">De hele wereld zal mijn lofpsalmen horen tot uw eer.</div><div class="q1"> 11Uw goedheid en liefde zijn onmetelijk,</div><div class="q1">verder dan de hemel reiken zij.</div><div class="q1">Uw trouw is niet te vatten,</div><div class="q1">die reikt verder dan de wolken.</div><div class="q1"> 12Laat uw grootheid zien tot boven de hemelen,</div><div class="q1">o God, toon de hele aarde uw geweldige majesteit.</div><div class="b"></div>
 </div>
 </div>
</div>

<div class="version vid75 iso6393nld" data-vid="75" data-iso6393="nld">
 <div class="book bkROM">
 <div class="chapter ch9" data-usfm="ROM.9">
 <div class="label">9</div><div class="s1">God houdt zijn woord</div><div class="p"> 1Christus weet dat ik de waarheid spreek en de Heilige Geest bevestigt het in mijn geweten: 2er is iets dat mij veel verdriet doet en mij onophoudelijk kwelt, en wel de toestand van mijn eigen volk, de Isra&#235;lieten. 3Echt, ik zou zelf van Christus afgesneden willen zijn, als ik daarmee mijn broeders en zusters van de ondergang zou kunnen redden. 4De Isra&#235;lieten zijn door God aangenomen als zijn kinderen. Zij hebben gezien hoe groot en machtig Hij is. Zij weten welk verbond Hij met hen heeft gesloten. God heeft hun verteld hoe zij moeten leven en Hem kunnen dienen. Zij weten welke beloften Hij heeft gedaan. 5Zij stammen af van de aartsvaders en uit hun midden is, naar de mens gesproken, Christus voortgekomen. Alle lof en eer is daarom voor God, die boven alles staat, voor altijd! Amen.</div><div class="p"> 6God heeft zijn woord niet gebroken. Maar niet alle Isra&#235;lieten zijn &#233;chte Isra&#235;lieten. 7Al stammen zij van Abraham af, daarom zijn zij nog niet allemaal ware kinderen van Abraham. Want God heeft gezegd: &#8216;Isaak is degene met wie Ik mijn verbond heb gesloten.&#8217; 8Dus zijn Abrahams natuurlijke kinderen niet vanzelf kinderen van God. Nee, dat zijn alleen zij die, net als Abraham, op de belofte van God vertrouwen. 9God had Abraham namelijk beloofd: &#8216;Volgend jaar zal Ik terugkomen en dan zal Sara een zoon hebben.&#8217; 10Ook Isaaks vrouw Rebekka kreeg een belofte van God. 11Toen zij in verwachting was van een tweeling, 12zei God tegen haar: &#8216;De oudste zal de dienaar van de jongste zijn.&#8217; Daarmee bedoelde Hij de twee volken die uit deze jongens zouden voortkomen. 13Want er staat in de Boeken dat God gezegd heeft: &#8216;Jakob heb Ik liefgehad, maar Esau heb Ik gehaat.&#8217; Voor God stond dat al vast, hoewel zij nog niet eens geboren waren en geen goed of kwaad hadden gedaan. Daardoor is duidelijk dat God nooit iemand uitkiest op grond van diens daden, maar omdat Hij hem roept.</div><div class="p"> 14Is God dan onrechtvaardig? Geen sprake van! 15Denk maar eens aan wat Hij tegen Mozes zei: &#8216;Ik ben genadig voor wie Ik genadig wil zijn en Ik ontferm Mij over wie Ik Mij wil ontfermen.&#8217; 16Het hangt er dus niet van af of u graag wilt of erg uw best doet. Nee, het hangt af van God, die het goede met ons voor heeft. 17Zo zei Hij tegen de farao, de koning van Egypte: &#8216;Ik laat u alleen maar in leven om daarmee mijn macht te laten zien en iedereen op de hele wereld mijn naam te leren kennen.&#8217; 18Hieruit blijkt dat God doet wat Hij wil. Of Hij bewijst zijn genade of Hij verhardt, zoals dat bij de farao het geval was. 19Nu zou iemand kunnen vragen: waarom neemt God het mij dan kwalijk als ik niet doe wat Hij wil? 20Maar hoe zou een mens zo tegen God durven te spreken? Het maaksel zegt toch ook niet tegen zijn maker: &#8216;Waarom hebt u mij zo gemaakt?&#8217; 21Een pottenbakker mag met een stuk klei doen wat hij wil. Hij maakt er een mooie, kostbare vaas van of een gewone pot. 22Welnu, God wil uiting geven aan zijn toorn en Hij wil laten zien hoe groot zijn kracht is. Daarom heeft Hij lang geduld gehad met de mensen die straf verdienden en de ondergang tegemoet gingen. 23Waar het Hem om gaat, is dat zijn buitengewone grootheid gezien wordt door de mensen, met wie Hij het goed voor heeft. Hij heeft hen lang van te voren aangewezen en nu ook geroepen. 24Die mensen zijn wij! Niet alleen Isra&#235;lieten, maar mensen uit alle volken. 25In het boek van de profeet Hosea zegt God immers: &#8216;Het volk dat niet van Mij was, zal Ik mijn volk noemen. En de mensen die Ik niet liefhad, zal Ik liefhebben. 26Op de plaats waar gezegd werd dat zij mijn volk niet waren, zullen zij kinderen van de levende God worden genoemd.&#8217; 27Maar over de Isra&#235;lieten riep de profeet Jesaja uit: &#8216;Al was hun aantal zo talrijk als het zand aan het strand van de zee, toch zal er maar een klein deel van hen overblijven. 28Want de Here is vast besloten te doen wat Hij zegt, grondig en snel.&#8217; 29Jesaja had al eerder gezegd: &#8216;Als de Here van de hemelse legers niet enkelen van ons in leven had gelaten, waren wij vernietigd, net als de inwoners van Sodom en Gomorra.&#8217;</div><div class="p"> 30Wat kunnen wij hieruit opmaken? Het volgende: de volken die niet hun best deden om door God aangenomen te worden, zijn toch aangenomen en wel omdat zij nu in Jezus Christus geloven. 31Maar de Isra&#235;lieten deden daarvoor w&#233;l hun uiterste best. Zij hielden zich strikt aan de wet van God en probeerden zo door Hem aangenomen te worden. 32Maar het is hun niet gelukt. Waarom niet? Omdat zij niet op Jezus Christus vertrouwden, maar dachten dat het helemaal van henzelf afhing, van hun eigen prestaties. Jezus Christus was voor hen het grote struikelblok. 33God had hen daar al voor gewaarschuwd. &#8216;Pas op,&#8217; zei Hij, &#8216;Ik leg te midden van de Isra&#235;lieten een struikelblok neer, een steen waaraan zij zich zullen stoten. Maar wie op Hem vertrouwt, zal niet teleurgesteld worden.&#8217;</div>
 </div>
 </div>
</div>

Robert RobertsVoorbeeld

Schrift

Over dit leesplan

Gerelateerde leesplannen