Psalmen 42:1-5
Psalmen 42:1-5 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen? Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht; omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God? Ik gedenk daaraan, en stort mijn ziel uit in mij, omdat ik placht heen te gaan onder de schare, en met hen te treden naar Gods huis, met een stem van vreugdegezang en lof, onder de feesthoudende menigte.
Psalmen 42:1-5 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zoals een hert schreeuwt naar de waterstromen, zo schreeuwt mijn ziel tot U, o God! Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God. Wanneer zal ik binnengaan om voor Gods aangezicht te verschijnen? Mijn tranen zijn mij tot voedsel, dag en nacht, omdat zij de hele dag tegen mij zeggen: Waar is uw God? Hieraan denk ik en ik stort mijn ziel in mij uit: hoe ik meeging in de stoet en met hen optrok naar Gods huis, onder luide vreugdezang en lofliederen: een feestvierende menigte.
Psalmen 42:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Gelijk een hinde die naar waterbeken smacht, zo smacht mijn ziel naar U, o God. Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God; wanneer zal ik komen en voor Gods aangezicht verschijnen? Mijn tranen zijn mij tot spijze dag en nacht, daar men de ganse dag tot mij zegt: Waar is uw God? Hieraan wil ik denken en mijn ziel in mij uitstorten: hoe ik optrok in de dichte drom, voor hen uit schreed naar Gods huis, bij jubelklank en lofgezang – een feestvierende menigte.
Psalmen 42:1-5 Het Boek (HTB)
Zoals een hert naar water snakt, zo verlang ik naar U, God. Mijn hele innerlijk verlangt naar de levende God, wanneer zou ik voor Hem mogen verschijnen? Dag en nacht huil ik, ik proef alleen maar tranen, omdat men voortdurend aan mij vraagt waar mijn God is. Eens ging ik aan het hoofd van een grote menigte op weg naar het Huis van God. Het was een feestvierende menigte. Overal klonk gejuich en lofprijzing. Daar zal ik aan terugdenken en mijzelf mee opbeuren.
Psalmen 42:1-5 BasisBijbel (BB)
Voor de leider van het koor. Een lied voor de Korachieten, om iets van te leren. Zoals een hert hevig verlangt naar water, zo verlang ik hevig naar U, God. Ik heb dorst naar U, de levende God. Wanneer zal ik weer bij U komen? Wanneer zal ik weer vóór U mogen staan? Dag en nacht huil ik. Ik eet niets anders dan mijn tranen. Want aldoor zeggen de mensen tegen mij: "Waar is nu die God van jou?" Ik moet er weer aan denken hoe ik samen met heel veel anderen naar uw heiligdom ging. Ik ging voorop en we jubelden en juichten. We vierden met z'n allen feest.