Spreuken 26:17-23
Spreuken 26:17-23 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
De voorbijgaande, die zich vertoornt in een twist, die hem niet aangaat, is gelijk die een hond bij de oren grijpt. Gelijk een, die zich veinst te razen, die vuursprankelen, pijlen en dodelijke dingen werpt; Alzo is een man, die zijn naaste bedriegt, en zegt: Jok ik er niet mede? Als er geen hout is, gaat het vuur uit; en als er geen oorblazer is, wordt het gekijf gestild. De dove kool is om de vurige kool, en het hout om het vuur; alzo is een kijfachtig man, om twist te ontsteken. De woorden des oorblazers zijn als dergenen, die geslagen zijn, en die dalen in het binnenste des buiks. Brandende lippen, en een boos hart, zijn als een potscherf met schuim van zilver overtogen.
Spreuken 26:17-23 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Wie zich mengt in een twist die hem niet aangaat, is als iemand die een voorbijlopende hond bij de oren grijpt. Zoals een dolleman, die brandende pijlen en dodelijke schichten afschiet, zo is hij, die zijn naaste bedriegt en zegt: Deed ik het niet voor de grap? Als er geen hout is, dooft het vuur; waar geen lasteraar is, komt de twist tot rust. Zoals de kolen de gloed en hout het vuur doen opvlammen, zo een twistziek man de strijd. De woorden van de lasteraar zijn als lekkernijen; zij glijden immers af naar de schuilhoeken van het hart. Zilverglazuursel op een potscherf, zo zijn brandende lippen en een boos hart.
Spreuken 26:17-23 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Iemand die zich bemoeit met een ruzie die hem niets aangaat, is als iemand die een hond aan zijn oren trekt. en Iemand die zijn vriend bedriegt en daarna zegt: "Het was maar een grap!" lijkt op een dwaas die doet alsof hij kwaad is en voor de grap brandende pijlen afschiet of met stenen gooit. Als er geen hout meer is, gaat het vuur uit. Als er geen roddelaar meer is, houdt de ruzie op. Zoals door kolen of hout op het vuur de vlammen weer oplaaien, zo laait door een ruzieachtig mens de ruzie op. Roddelpraatjes slaan wonden. Ze verwonden iemand tot in het diepst van zijn hart. Als prachtig zilverglazuur op een kapotte kruik, zo zijn mooie woorden uit een koud hart.
Spreuken 26:17-23 Herziene Statenvertaling (HSV)
Zoals iemand die een voorbijlopende hond bij de oren grijpt, zo is hij die zich mengt in onenigheid die hem niet aangaat. Zoals een dolleman die fakkels, pijlen en moordtuig werpt, zo is iemand die zijn naaste bedriegt en zegt: Deed ik het niet voor de grap? Als er geen hout meer is, dooft een vuur, en als er geen lasteraar is, houdt een ruzie op. Zoals kolen zijn voor vurige kolen en hout is voor een vuur, zo doet een twistzieke man de onenigheid oplaaien. De woorden van een lasteraar zijn als lekkernijen, die dalen af in de schuilhoeken van zijn binnenste. Brandende lippen en een boosaardig hart zijn als een potscherf, overtrokken met schuim van zilver.
Spreuken 26:17-23 Het Boek (HTB)
Een voorbijganger die zich in een ruzie mengt die hem niet aangaat, is net zo gevaarlijk bezig als iemand die een hond uitdaagt. Wie zonder aanleiding als een razende zijn pijlen en bedreigingen om zich heenwerpt, is te vergelijken met iemand die zijn naaste bedriegt en dan zegt: ‘Ach, ik deed het toch voor de grap?’ Zonder hout gaat het vuur uit, zo houdt ook de ruzie op als de roddelaar verdwijnt. Zoals kolen het vuur doen opgloeien en hout het vuur laat vlammen, zo laat een ruziezoeker ruzies opvlammen. Naar de woorden van een roddelaar wordt gretig geluisterd. Zij zetten zich vast in het gemoed van de toehoorders. Een boosaardig hart achter vriendelijk klinkende woorden is als een waardeloos voorwerp, overtrokken met een laagje zilver.