Mattheüs 1:1-16

Mattheüs 1:1-16 Het Boek (HTB)

Stamboom van Jezus Christus, een afstammeling van David, die een afstammeling van Abraham was. Abraham was de vader van Isaak, Isaak de vader van Jakob, Jakob de vader van Juda en zijn broers, Juda was de vader van Peres en Zerah, Tamar was hun moeder. Peres was de vader van Chesron, Chesron de vader van Aram, Aram was de vader van Amminadab, Amminadab de vader van Nachson, Nachson was de vader van Salmon, Salmon de vader van Boaz, Rachab was zijn moeder. Boaz was de vader van Obed, Ruth was zijn moeder. Obed was de vader van Isaï en Isaï de vader van David, de koning. David was de vader van Salomo, Salomoʼs moeder was de vrouw van Uria. Salomo was de vader van Rechabeam, Rechabeam de vader van Abia. Abia was de vader van Asaf, Asaf de vader van Josafat, Josafat de vader van Joram, Joram was de vader van Uzzia, Uzzia de vader van Jotam, Jotam de vader van Achaz, Achaz de vader van Hizkia, Hizkia was de vader van Manasse, Manasse de vader van Amos, Amos de vader van Josia, Josia was de vader van Jechonja en zijn broers, die geboren werden in de tijd van de verbanning naar Babel. Na die verbanning werd Jechonja vader van een zoon, die Sealtiël heette. Sealtiël was de vader van Zerubbabel, Zerubbabel de vader van Abiud, Abiud was de vader van Eljakim, Eljakim de vader van Azor, Azor de vader van Sadok, Sadok de vader van Achim, Achim de vader van Eliud, Eliud was de vader van Eleazar, Eleazar de vader van Mattan, Mattan was de vader van Jakob, Jakob de vader van Jozef, die getrouwd was met Maria, de moeder van Jezus, die Christus genoemd wordt.

Mattheüs 1:1-16 BasisBijbel (BB)

Dit is de lijst van voorouders van Jezus Christus. Hij is de zoon van koning David, die uit de familie van Abraham is. Abraham kreeg een zoon: Izaäk. Izaäk kreeg een zoon: Jakob. Jakob kreeg zonen: Juda en zijn broers. Juda kreeg twee zonen: Perez en Zera. Hun moeder was Tamar. Perez kreeg een zoon: Hezron. Hezron kreeg een zoon: Aram. Aram kreeg een zoon: Aminadab. Aminadab kreeg een zoon: Nahesson. Nahesson kreeg een zoon: Salmon. Salmon kreeg een zoon: Boaz. Boaz' moeder was Rachab. Boaz kreeg een zoon: Obed. Obeds moeder was Ruth. Obed kreeg een zoon: Isaï. Isaï kreeg een zoon: David, die later koning werd. Koning David kreeg een zoon: Salomo. De moeder van Salomo was de vrouw van Uria. Salomo kreeg een zoon: Rehabeam. Rehabeam kreeg een zoon: Abia. Abia kreeg een zoon: Asa. Asa kreeg een zoon: Josafat. Josafat kreeg een zoon: Joram. Joram kreeg een zoon: Uzzia. Uzzia kreeg een zoon: Jotam. Jotam kreeg een zoon: Achaz. Achaz kreeg een zoon: Hizkia. Hizkia kreeg een zoon: Manasse. Manasse kreeg een zoon: Amon. Amon kreeg een zoon: Josia. Josia kreeg zonen: Joahaz en zijn broers, toen de bewoners van het koninkrijk Juda gevangen meegenomen werden naar het land Babylonië. Nadat ze gevangen meegenomen waren naar Babylonië, kreeg Joahaz een zoon: Sealtiël. Sealtiël kreeg een zoon: Zerubbabel. Zerubbabel kreeg een zoon: Abiud. Abiud kreeg een zoon: Eljakim. Eljakim kreeg een zoon: Azor. Azor kreeg een zoon: Zadok. Zadok kreeg een zoon: Achim. Achim kreeg een zoon: Eliud. Eliud kreeg een zoon: Eleazar. Eleazar kreeg een zoon: Mattan. Mattan kreeg een zoon: Jakob. Jakob kreeg een zoon: Jozef, die later met Maria trouwde. En uit Maria is Jezus geboren. Hij wordt de Christus genoemd.