Jeremia 32:7-27

Jeremia 32:7-27 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Zie, Hanameël, de zoon van Sallum, uw oom, zal tot u komen, zeggende: Koop u mijn veld, dat bij Anathoth is, want gij hebt het recht van lossing, om te kopen. Alzo kwam Hanameël, mijns ooms zoon, naar des HEEREN woord, tot mij, in het voorhof der bewaring, en zeide tot mij: Koop toch mijn veld, hetwelk is bij Anathoth, dat in het land van Benjamin is; want gij hebt het erfrecht, en gij hebt de lossing, koop het voor u. Toen merkte ik, dat het des HEEREN woord was. Dies kocht ik van Hanameël, mijns ooms zoon, het veld, dat bij Anathoth is; en ik woog hem het geld toe, zeventien zilveren sikkelen. En ik onderschreef den brief en verzegelde dien, en deed het getuigen betuigen, als ik het geld op de weegschaal gewogen had. En ik nam den koopbrief, die verzegeld was naar het gebod en de inzettingen, en den open brief; En ik gaf den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, den zoon van Machseja, voor de ogen van Hanameël, mijns ooms zoon, en voor de ogen der getuigen die den koopbrief hadden onderschreven; voor de ogen van al de Joden, die in het voorhof der bewaring zaten. En ik beval Baruch voor hun ogen, zeggende: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Neem deze brieven, dezen koopbrief, zo den verzegelden als dezen open brief, en doe ze in een aarden vat, opdat zij vele dagen mogen bestaan. Want zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israëls: Er zullen nog huizen, en velden, en wijngaarden in dit land gekocht worden. Voorts, nadat ik den koopbrief aan Baruch, den zoon van Nerija, gegeven had, bad ik tot den HEERE, zeggende: Ach, Heere HEERE! Zie, Gij hebt de hemelen en de aarde gemaakt, door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekten arm; geen ding is U te wonderlijk. Gij, Die goedertierenheid doet aan duizenden, en de ongerechtigheid der vaderen vergeldt in den schoot hunner kinderen na hen; Gij grote, Gij geweldige God, Wiens Naam is HEERE der heirscharen! Groot van raad en machtig van daad; want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, en naar de vrucht zijner handelingen. Gij, Die tekenen en wonderen gesteld hebt in Egypteland, tot op dezen dag, zo in Israël, als onder andere mensen, en hebt U een Naam gemaakt, als Hij is te dezen dage! En hebt Uw volk Israël uit Egypteland uitgevoerd, door tekenen en door wonderen, en door een sterke hand, en door een uitgestrekten arm, en door grote verschrikking. En hebt hun dit land gegeven, dat Gij hun vaderen gezworen hadt hun te zullen geven, een land vloeiende van melk en honig; Zij zijn er ook ingekomen en hebben het erfelijk bezeten, maar hebben Uwer stem niet gehoorzaamd, en in Uw wet niet gewandeld; zij hebben niets gedaan van alles, wat Gij hun geboden hadt te doen; dies hebt Gij hun al dit kwaad doen bejegenen. Zie, de wallen! zij zijn gekomen aan de stad, om die in te nemen, en de stad is gegeven in de hand der Chaldeën, die tegen haar strijden; vanwege het zwaard en den honger en de pestilentie; en wat Gij gesproken hebt, is geschied, en zie, Gij ziet het. Evenwel hebt Gij tot mij gezegd, Heere HEERE! koop u dat veld voor geld, en doe het getuigen betuigen; daar de stad in der Chaldeën hand gegeven is. Toen geschiedde des HEEREN woord tot Jeremia, zeggende: Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees; zou Mij enig ding te wonderlijk zijn?

Jeremia 32:7-27 Herziene Statenvertaling (HSV)

Zie, Hanameël, de zoon van uw oom Sallum zal naar u toe komen en zeggen: Koop voor uzelf mijn akker die in Anathoth is, want u hebt het recht van lossing om hem te kopen. Hanameël, de zoon van mijn oom, kwam, overeenkomstig het woord van de HEERE, naar mij toe op het binnenplein van de wacht. Hij zei tegen mij: Koop toch mijn akker die in Anathoth is, dat in het land van Benjamin is, want u hebt het recht van bezit en u hebt het recht van lossing. Koop hem voor uzelf! Toen wist ik dat dit het woord van de HEERE was. Dus kocht ik van Hanameël, de zoon van mijn oom, de akker die in Anathoth is. Ik woog voor hem het geld af, zeventien sikkel zilver. Ik ondertekende de koopbrief en verzegelde die, en liet door getuigen bevestigen dat ik het geld op een weegschaal had afgewogen. Ik nam de koopbrief, die volgens het gebod en de verordeningen verzegeld was, en de opengelaten brief, en gaf de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, de zoon van Machseja, voor de ogen van Hanameël, de zoon van mijn oom, voor de ogen van de getuigen die de koopbrief hadden ondertekend, en voor de ogen van alle Judeeërs die op het binnenplein van de wacht zaten. Ik gaf Baruch voor hun ogen deze opdracht en zei: Zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Neem deze brieven, deze koopbrief – de verzegelde en deze opengelaten brief – en doe ze in een aarden pot, zodat ze vele dagen in goede staat blijven. Want zo zegt de HEERE van de legermachten, de God van Israël: Er zullen weer huizen en akkers en wijngaarden gekocht worden in dit land. Ik bad tot de HEERE, nadat ik de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, had gegeven: Ach, Heere HEERE! Zie, Ú hebt de hemel en de aarde gemaakt door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm. Niets is voor U te wonderlijk. U, Die goedertierenheid bewijst aan duizenden, Die de ongerechtigheid van de vaderen vergeldt in de schoot van hun kinderen na hen, U, grote, machtige God – HEERE van de legermachten is Zijn Naam – groot van raad en machtig van daad (want Uw ogen zijn open over alle wegen van de mensenkinderen, om eenieder te geven overeenkomstig zijn wegen en overeenkomstig de vrucht van zijn daden), U, Die tekenen en wonderen verricht hebt in het land Egypte tot op deze dag, in Israël en onder de andere mensen, en U hebt Uzelf een Naam gemaakt, zoals het heden ten dage is. U leidde Uw volk Israël uit het land Egypte, met tekenen en met wonderen, met sterke hand, met uitgestrekte arm en grote ontzagwekkende daden. U gaf hun dit land, dat U hun vaderen gezworen had hun te zullen geven, een land dat overvloeit van melk en honing. Zij kwamen en namen het in bezit, maar zij hebben niet geluisterd naar Uw stem en hebben niet volgens Uw wet gewandeld. Alles wat U hun geboden had om te doen, hebben zij niet gedaan. Daarom hebt U al dit onheil over hen doen afroepen. Zie de belegeringsdammen! Zij zijn bij de stad gekomen om haar in te nemen, en de stad is, vanwege het zwaard, de honger en de pest, in de hand van de Chaldeeën gegeven, die tegen haar strijden. Wat U gesproken hebt, is gebeurd. En zie, U ziet het. Toch hebt U Zelf tegen mij gezegd, Heere HEERE: Koop voor uzelf die akker voor geld en laat het door getuigen bevestigen. De stad is echter in de hand van de Chaldeeën gegeven. HEERE Toen kwam het woord van de HEERE tot Jeremia: Zie, Ik ben de HEERE, de God van alle vlees. Zou ook maar iets voor Mij te wonderlijk zijn?

Jeremia 32:7-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Zie, Chanamel, de zoon van uw oom Sallum, komt tot u met het voorstel: Koop gij mijn akker die in Anatot ligt, want gij hebt het recht van lossing tot de koop. En Chanamel, de zoon van mijn oom, kwam naar het woord des HEREN tot mij in de gevangenhof en zeide tot mij: Koop toch mijn akker die in Anatot, in het gebied van Benjamin ligt, want gij hebt het recht van bezit en gij hebt de lossing, koop gij hem. Toen wist ik, dat dit het woord des HEREN was. Dus kocht ik van Chanamel, de zoon van mijn oom, de akker die in Anatot ligt, en ik wilde hem het geld, zeventien zilveren sikkelen, afwegen. Dus schreef ik een koopbrief, zette mijn zegel erop, liet die door getuigen bekrachtigen en woog het geld op een weegschaal af. Daarna nam ik de koopbrief, zowel die, die verzegeld was naar het voorschrift en de wettelijke bepalingen, als de open brief, en gaf de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, de zoon van Machseja, in tegenwoordigheid van Chanamel, de zoon van mijn oom, de getuigen die de koopbrief ondertekend hadden, en al de Judeeërs die zich in de gevangenhof bevonden. Toen gaf ik Baruch in hun tegenwoordigheid deze opdracht: Zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël: Neem deze brieven, deze koopbrief, zowel de verzegelde als deze open brief, en leg ze in een aarden vat, opdat zij lange tijd bewaard blijven; want zo zegt de HERE der heerscharen, de God van Israël: Er zullen weer huizen, akkers en wijngaarden gekocht worden in dit land. Toen bad ik tot de HERE, nadat ik de koopbrief aan Baruch, de zoon van Neria, gegeven had: Ach, Here HERE, zie, Gij hebt de hemel en de aarde gemaakt door uw grote kracht en uw uitgestrekte arm; niets zou te wonderlijk zijn voor U, die aan duizenden goedertierenheid bewijst en de ongerechtigheid der vaderen in de boezem van hun kinderen na hen vergeldt, o grote, sterke God, wiens naam is HERE der heerscharen, groot van raad en machtig van daad, wiens ogen open zijn over alle wegen der mensenkinderen om aan een ieder te geven naar zijn wegen en naar de vrucht zijner handelingen; die tekenen en wonderen gedaan hebt in het land Egypte tot op deze dag, zowel in Israël als onder de mensen, en Uzelf een naam hebt gemaakt, gelijk heden blijkt; die uw volk Israël uit het land Egypte geleid hebt door tekenen en wonderen, met een sterke hand, een uitgestrekte arm en grote verschrikking; en hun dit land gegeven hebt, waarvan Gij aan hun vaderen gezworen hadt het hun te zullen geven, een land, overvloeiende van melk en honig; maar toen zij gekomen waren en het in bezit genomen hadden, hoorden zij niet naar uw stem en wandelden niet naar uw wet; zij deden niets van alles wat Gij hun geboden hadt te doen; daarom hebt Gij al deze rampspoed over hen gebracht. Zie, de wallen zijn tot aan de stad gekomen om die in te nemen, en de stad is gegeven in de macht van de Chaldeeën die tegen haar strijden, door het zwaard, de honger en de pest; ja, wat Gij gesproken hebt, is geschied; en zie, Gij aanschouwt het. Toch hebt Gij zelf tot mij gezegd, Here HERE: Koop u de akker voor de prijs en laat het door getuigen bekrachtigen, – terwijl de stad in de macht der Chaldeeën is gegeven! Toen kwam het woord des HEREN tot Jeremia: Zie, Ik, de HERE, ben de God van al wat leeft; zou voor Mij iets te wonderlijk zijn?

Jeremia 32:6-27 Het Boek (HTB)

Toen kreeg Jeremia deze boodschap van de HERE: ‘Uw neef Hanameël, de zoon van Sallum, zal binnenkort hier komen om te vragen of u zijn grond in Anathoth wilt kopen. Volgens de wet hebt u het eerste kooprecht, voordat hij het iemand anders te koop aanbiedt.’ Hanameël kwam zoals de HERE had voorzegd en bezocht mij in de gevangenis. ‘Koop mijn stuk land in Anathoth, in het land van Benjamin,’ zei hij, ‘want de wet geeft u het eerste recht om te kopen.’ Toen wist ik zeker dat de boodschap die ik had gehoord, van de HERE afkomstig was. Dus kocht ik het stuk land en betaalde Hanameël er honderdzevenentachtig gram zilver voor. Ik tekende en verzegelde het koopcontract in het bijzijn van getuigen, woog het zilver af en betaalde hem. Toen nam ik het verzegelde koopcontract waarin de koopvoorwaarden stonden en ook de onverzegelde kopie ervan en voor de ogen van Hanameël, de getuigen die het contract hadden ondertekend en de cipiers gaf ik de papieren aan Baruch, de zoon van Neria, de zoon van Machseja. Ik zei tegen hem, waar iedereen bij was: ‘De HERE van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: “Neem dit verzegelde koopcontract en de onverzegelde kopie mee en doe ze in een stenen pot, zodat ze lang bewaard blijven.” Want de HERE van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: “In de toekomst zullen deze papieren waardevol worden. Op een goede dag zullen mensen weer eigendommen beheren in dit land en hier weer huizen, wijngaarden en stukken land kopen en verkopen.” ’ Nadat ik de papieren aan Baruch had gegeven, bad ik: ‘Oppermachtige HERE! U hebt met uw grote kracht de hemelen en de aarde gemaakt, niets is voor U onmogelijk! U bent liefdevol en vriendelijk tegenover duizenden, maar rekent de zonden van de vaders aan de kinderen toe. U bent de grote en machtige God, de HERE van de hemelse legers. U bezit alle wijsheid en doet grote en machtige wonderen. Uw ogen zien het doen en laten van alle mensen en U beloont ieder naar zijn daden en wijze van leven. U hebt ongelooflijke dingen gedaan in het land Egypte. Dingen die men zich nu nog herinnert. U bent voortgegaan met het doen van grote wonderen, niet alleen in Israël, maar overal ter wereld. U hebt uw naam groot gemaakt tot op de dag van vandaag. U bracht Israël uit Egypte met machtige wonderen, grote kracht en verschrikkingen. U gaf de Israëlieten dit land dat U lang geleden aan hun voorouders beloofde: een prachtig en vruchtbaar land dat overvloeit van melk en honing. Onze voorouders veroverden het, zodat zij hier konden wonen. Maar zij weigerden U te gehoorzamen en uw wetten na te leven, zij hebben vrijwel nooit geluisterd naar wat U zei. Daarom hebt U al deze ellende over hen heen laten komen. De Babyloniërs hebben de belegeringswallen al tegen de stadsmuren staan, ze zullen de stad veroveren met het zwaard, geholpen door honger en ziekten. Alles is gebeurd, zoals U hebt gezegd, zoals U bepaalde dat het moest gaan! En toch zegt U dat ik dit stuk land moet kopen en het in bijzijn van deze getuigen met goed geld moet betalen, ook al zal Jeruzalem in handen van de vijand vallen.’ Toen zei de HERE tegen Jeremia: ‘Ik ben de HERE, de God van alle mensen, is er iets onmogelijk voor Mij?

Jeremia 32:7-27 BasisBijbel (BB)

"Hanameël, de zoon van je oom Sallum, zal naar je toe komen. Hij zal je vragen of jij zijn akker bij Anatot wil kopen. Hij wil hem kwijt en omdat jij familie van hem bent, heb jij als eerste het recht om de akker te kopen." En inderdaad kwam mijn neef Hanameël naar mij toe in de gevangenis, zoals de Heer gezegd had. Hij zei tegen mij: "Wil jij mijn akker in Anatot kopen, in het gebied van de stam van Benjamin? Want jij hebt daar recht op. Koop hem dus van me." Toen wist ik dat de Heer wilde dat ik die akker zou kopen. Dus kocht ik de akker van Hanameël en betaalde hem er 17 sikkels (187 gram) zilver voor. Ik schreef een koopbrief waarin stond dat ik de akker kocht. Ik verzegelde de brief. Er waren getuigen bij die zagen dat ik het zilver voor hem afgewogen had. + Ik gaf de verzegelde koopbrief en een kopie ervan die open bleef (zoals dat moet van de wet), aan Baruch, de zoon van Neria, die een zoon was van Machseja. Mijn neef Hanameël was daarbij, met de getuigen die de koopbrief ook hadden ondertekend, en al de Judeeërs die daar in de gevangenis op de binnenplaats zaten. Toen zei ik tegen Baruch terwijl iedereen het hoorde: "Dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Stop deze twee brieven, dus deze gesloten koopbrief en de open kopie ervan, in een pot, zodat ze lang bewaard zullen blijven. Want dit zegt de Heer van de hemelse legers, de God van Israël: Op een dag zullen er weer huizen, akkers en wijngaarden gekocht worden in dit land." Toen ik de brief van de aankoop van de akker aan Baruch had gegeven, bad ik tot de Heer: "Heer, U heeft door uw grote macht en kracht de hemel en de aarde gemaakt. Niets is te wonderlijk voor U. U bent vriendelijk en goed voor duizenden mensen. En als mensen U ongehoorzaam zijn, heeft dat gevolgen voor hun kinderen en kleinkinderen. U bent de grote, geweldige God. Uw naam is 'Heer van de hemelse legers'. U bent wijs en U doet machtige dingen. U ziet alles wat de mensen doen. U geeft ieder mens wat hij verdiend heeft met de dingen die hij heeft gedaan, goed of slecht. U heeft wonderen gedaan, vroeger in Egypte en nu nog steeds. Niet alleen in Israël, maar ook bij andere mensen. U heeft ervoor gezorgd dat U overal bekend bent geworden. U heeft uw volk Israël op een geweldige manier uit Egypte bevrijd, met tekenen, wonderen en grote rampen. U heeft hun dit land gegeven. Het is het land waarvan U aan hun voorvaders Abraham, Izaäk en Jakob gezworen had dat U het hun zou geven, een goed en prachtig land. Maar toen ze hier gekomen waren en het veroverd hadden, luisterden ze niet naar U. Ze wilden uw wetten niet gehoorzamen. Ze hebben niets gedaan van alles wat U hun had bevolen. Daarom heeft U nu al deze ellende over hen laten komen. Het leger staat al vlak voor de stad. Ze hebben een wal opgeworpen om over de muur te kunnen klimmen. Ze zullen Jeruzalem veroveren. U geeft de stad in de macht van de Babyloniërs. De mensen zullen sterven door het zwaard, de honger en de pest. Alles wat U gezegd heeft, is ook gebeurd. Toch zegt U tegen mij, Heer, dat ik die akker moet kopen voor de prijs die ervoor gevraagd werd, en de koopbrief door getuigen moet laten ondertekenen. Maar waarom? Want U heeft de stad in de macht van de Babyloniërs gegeven!" Toen antwoordde de Heer mij: "Ik ben de Heer, de God van alle mensen. Zou voor Mij iets te wonderlijk zijn?