Jeremia 31:31-37

Jeremia 31:31-37 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken; Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE; Maar dit is het verbond, dat Ik na die dagen met het huis van Israël maken zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn. En zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken. Zo zegt de HEERE, Die de zon ten lichte geeft des daags, de ordeningen der maan en der sterren ten lichte des nachts, Die de zee klieft, dat haar golven bruisen, HEERE der heirscharen is Zijn Naam: Indien deze ordeningen van voor Mijn aangezicht zullen wijken, spreekt de HEERE, zo zal ook het zaad Israëls ophouden, dat het geen volk zij voor Mijn aangezicht, al de dagen. Zo zegt de HEERE: Indien de hemelen daarboven gemeten, en de fondamenten der aarde beneden doorgrond kunnen worden, zo zal Ik ook het ganse zaad Israëls verwerpen, om alles, wat zij gedaan hebben, spreekt de HEERE.

Jeremia 31:31-37 Herziene Statenvertaling (HSV)

Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden – Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ík hen getrouwd had, spreekt de HEERE. Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zíj zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken. Zo zegt de HEERE, Die de zon tot een licht geeft overdag en de vaste orde van maan en sterren tot een licht in de nacht, Die de zee opzweept, zodat haar golven bruisen, HEERE van de legermachten is Zijn Naam. Als deze verordeningen ooit zouden wijken van voor Mijn aangezicht, spreekt de HEERE, dan zou ook het nageslacht van Israël ophouden een volk voor Mijn aangezicht te zijn, alle dagen! Zo zegt de HEERE: Als de hemel hierboven ooit opgemeten zou kunnen worden en de fundamenten van de aarde beneden onderzocht zouden kunnen worden, dan zou ook Ik heel het nageslacht van Israël verwerpen, om alles wat zij gedaan hebben, spreekt de HEERE.

Jeremia 31:31-37 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Zie, de dagen komen, luidt het woord des HEREN, dat Ik met het huis van Israël en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des HEREN. Maar dít is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des HEREN: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des HEREN, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken. Zo zegt de HERE, die de zon overdag tot een licht geeft, die de maan en de sterren verordent tot een licht des nachts, die de zee opzweept, dat haar golven bruisen, wiens naam is HERE der heerscharen: Als deze verordeningen voor mijn ogen zullen wankelen, luidt het woord des HEREN, dan zal ook het nageslacht van Israël ophouden al de dagen een volk te zijn voor mijn ogen. Zo zegt de HERE: Als de hemel boven te meten is en de fundamenten der aarde beneden na te speuren zijn, dan zal Ik heel het nageslacht van Israël verwerpen om al hetgeen zij gedaan hebben, luidt het woord des HEREN.