Genesis 18:1-14

Genesis 18:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

En de HERE verscheen aan hem bij de terebinten van Mamre, terwijl hij op het heetst van de dag in de ingang der tent zat. En hij sloeg zijn ogen op en zag, en zie, drie mannen stonden bij hem; toen hij hen zag, liep hij hun uit de ingang van zijn tent tegemoet, en boog zich ter aarde; en hij zeide: Mijn heer, indien ik uw genegenheid gewonnen heb, ga dan niet aan uw knecht voorbij. Laat toch een weinig water gehaald worden, en wast uw voeten en vlijt u neder onder de boom; dan wil ik een bete broods gaan halen, opdat gij uw hart versterkt; daarna kunt gij verder trekken; daartoe zijt gij immers langs uw knecht getrokken? En zij zeiden: Doe zoals gij gesproken hebt. Toen spoedde Abraham zich naar de tent tot Sara, en zeide: Haast u! Drie maten fijn meel! Kneed het en bereid koeken! En Abraham liep naar de runderen, nam een kalf, mals en goed, en gaf het aan een knecht, en deze haastte zich om het te bereiden. Ook nam hij boter en melk en het kalf, dat hij bereid had, en zette het hun voor; en hij stond onder de boom bij hen, terwijl zij aten. Toen zeiden zij tot hem: Waar is uw vrouw Sara? En hij zeide: Daar, in de tent. En Hij zeide: Voorzeker zal Ik over een jaar tot u wederkeren, en dan zal uw vrouw Sara een zoon hebben. En Sara luisterde bij de ingang der tent, die zich achter Hem bevond. Abraham nu en Sara waren oud en hoogbejaard; het ging Sara niet meer naar de wijze der vrouwen. Dus lachte Sara in zichzelf, denkende: Zal ik wellust hebben, nadat ik vervallen ben, terwijl mijn heer oud is? Toen zeide de HERE tot Abraham: Waarom lacht Sara daar en zegt: Zal ik werkelijk baren, terwijl ik oud geworden ben? Zou voor de HERE iets te wonderlijk zijn? Te bestemder tijd, over een jaar, zal Ik tot u wederkeren, en Sara zal een zoon hebben.

Genesis 18:1-14 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)

Daarna verscheen hem de HEERE aan de eikenbossen van Mamre, als hij in de deur der tent zat, toen de dag heet werd. En hij hief zijn ogen op en zag; en ziet, daar stonden drie mannen tegenover hem; als hij hen zag, zo liep hij hun tegemoet van de deur der tent, en boog zich ter aarde. En hij zeide: Heere! heb ik nu genade gevonden in Uw ogen, zo gaat toch niet aan Uw knecht voorbij. Dat toch een weinig waters gebracht worde, en wast Uw voeten, en leunt onder dezen boom. En ik zal een bete broods langen, dat Gij Uw hart sterkt; daarna zult Gij voortgaan, daarom omdat Gij tot Uw knecht overgekomen zijt. En zij zeiden: Doe zo als gij gesproken hebt. En Abraham haastte zich naar de tent tot Sara, en hij zeide: Haast u; kneed drie maten meelbloem, en maak koeken. En Abraham liep tot de runderen, en hij nam een kalf, teder en goed, en hij gaf het aan den knecht, die haastte, om dat toe te maken. En hij nam boter en melk, en het kalf, dat hij toegemaakt had, en hij zette het hun voor, en stond bij hen onder dien boom, en zij aten. Toen zeiden zij tot hem: Waar is Sara, uw huisvrouw? En hij zeide: Ziet, in de tent. En Hij zeide: Ik zal voorzeker weder tot u komen, omtrent dezen tijd des levens; en zie, Sara, uw huisvrouw, zal een zoon hebben! En Sara hoorde het aan de deur der tent, welke achter Hem was. Abraham nu en Sara waren oud, en wel bedaagd; het had Sara opgehouden te gaan naar de wijze der vrouwen. Zo lachte Sara bij zichzelve, zeggende: Zal ik wellust hebben, nadat ik oud geworden ben, en mijn heer oud is? En de HEERE zeide tot Abraham: Waarom heeft Sara gelachen, zeggende: Zou ik ook waarlijk baren, nu ik oud geworden ben? Zou iets voor den HEERE te wonderlijk zijn? Ter gezetter tijd zal Ik tot u wederkomen, omtrent dezen tijd des levens, en Sara zal een zoon hebben!

Genesis 18:1-14 Herziene Statenvertaling (HSV)

Daarna verscheen de HEERE aan hem bij de eiken van Mamre, toen hij in de ingang van de tent zat en de dag heet werd. Hij sloeg zijn ogen op, en keek, en zie, er stonden drie mannen voor hem. Toen hij hen zag, liep hij hun snel uit de ingang van de tent tegemoet en boog zich ter aarde. En hij zei: Mijn heer, als ik nu genade gevonden heb in uw ogen, ga dan uw dienaar toch niet voorbij. Laat er toch wat water gebracht worden; was dan uw voeten, en rust wat uit onder de boom. Dan zal ik een stuk brood halen, zodat u op krachten kunt komen; daarna kunt u verdergaan. Daarom bent u immers bij uw dienaar langsgekomen. En zij zeiden: Doe zoals u gesproken hebt. Abraham haastte zich naar de tent, naar Sara, en zei: Haast je! Kneed drie maten meelbloem en maak er koeken van. Abraham liep snel naar de runderen en nam een kalf dat er mals en goed uitzag. Hij gaf het aan de knecht, die zich haastte om het te bereiden. Toen nam hij boter en melk, en het kalf dat hij bereid had, en zette het hun voor en terwijl hij bij hen onder de boom stond, aten zij. Toen zeiden zij tegen hem: Waar is Sara, uw vrouw? Hij zei: Zie, zij is in de tent. En Hij zei: Ik zal over een jaar zeker bij u terugkomen; en zie, dan zal Sara, uw vrouw, een zoon hebben! Sara hoorde dat bij de ingang van de tent, die achter Hem was. Nu waren Abraham en Sara oud en op dagen gekomen; het ging Sara niet meer naar de wijze van de vrouwen. Daarom lachte Sara in zichzelf: Zal ik nog liefdesgenot hebben, nu ik oud geworden ben en ook mijn heer oud is? En de HEERE zei tegen Abraham: Waarom heeft Sara toch gelachen en gezegd: Zou ik ook werkelijk baren, nu ik oud geworden ben? Zou er iets voor de HEERE te wonderlijk zijn? Op de vastgestelde tijd, over een jaar, zal Ik bij u terugkomen, en Sara zal een zoon hebben!

Genesis 18:1-14 Het Boek (HTB)

De HERE verscheen opnieuw aan Abraham, die op dat moment bij het eikenbos van Mamre woonde. Op het heetst van de dag zat Abraham in de opening van zijn tent en zag plotseling drie mannen aankomen. Hij kwam snel overeind en begroette hen. ‘Mijn Heer,’ zei hij, ‘onderbreek uw reis hier even. Kijk eens, u kunt daar in de schaduw van die boom even uitrusten. Ik zal dan water halen om uw voeten op te frissen en u wat eten geven, zodat u er weer tegen kunt. Kom, ga even zitten.’ ‘Fijn,’ zeiden de reizigers dankbaar, ‘we maken graag gebruik van uw gastvrijheid.’ Abraham haastte zich terug naar de tent en zei tegen Sara: ‘Snel, bak een paar koeken voor onze gasten en gebruik je beste meel.’ Daarna liep hij vlug naar buiten, naar de kudde en zocht een vet kalf uit. Hij gaf een knecht opdracht het dier te slachten en klaar te maken. Korte tijd later zaten de drie mannen aan een maaltijd van kaas, melk en geroosterd kalfsvlees. Abraham stond naast hen onder de boom terwijl zij aten. ‘Waar is uw vrouw Sara?’ vroegen de mannen hem. ‘In de tent,’ antwoordde Abraham. Toen zei de reiziger: ‘Over een jaar zal Ik u weer bezoeken en dan zal Sara een zoon hebben.’ Sara zat bij de tentingang achter de mannen mee te luisteren. Abraham en Sara waren allebei erg oud en Sara was te oud om nog kinderen te kunnen krijgen. Daarom lachte ze in zichzelf om die woorden. ‘Een vrouw van mijn leeftijd die nog een kind krijgt? En dat met een man die zo oud is als Abraham?’ dacht ze. Maar de HERE zei tegen Abraham: ‘Waarom lacht Sara en gelooft zij niet dat een vrouw van haar leeftijd nog een kind kan krijgen? Voor Mij is niets onmogelijk. Over een jaar zal Ik terugkomen en dan zal Sara een zoon hebben.’

Genesis 18:1-14 BasisBijbel (BB)

Op een dag kwam de Heer naar Abraham toe bij de eikenbomen van Mamré. Abraham zat op dat moment bij de ingang van zijn tent. Het was op het heetst van de dag. Hij keek op en zag dat er drie mannen voor hem stonden. Hij stond op en liep naar hen toe. Hij boog diep en zei: "Wilt u alstublieft mijn gasten zijn? Laat mij water voor u halen, zodat u uw voeten kan wassen. En rust wat uit onder de boom hier. Ik zal u wat te eten brengen, zodat u een beetje opknapt voordat u verder reist. Want daarvoor bent u toch bij mij langsgekomen!" Ze zeiden: "Graag!" Abraham ging snel naar Sara in de tent en zei: "Ga vlug deeg maken en brood bakken!" Daarna liep Abraham naar de koeien en koos een gezond, vet kalf uit. Hij bracht het naar de knecht, die het snel voor hem ging slachten en klaarmaken. Toen het eten klaar was, zette hij het voor de mannen neer, met boter en melk. Hij bleef onder de boom staan terwijl zij aten. Toen vroegen ze hem: "Waar is je vrouw Sara?" Hij zei: "Daar, in de tent." En Hij zei tegen hem: "Over een jaar kom Ik bij je terug. Dan zal je vrouw Sara een zoon hebben." Sara luisterde bij de ingang van de tent, die achter Hem was. Abraham en Sara waren al heel erg oud. Sara was allang te oud om nog kinderen te kunnen krijgen. Daarom lachte Sara in zichzelf en dacht: "Alsof ik nog naar mijn man zou verlangen, nu we allebei al zo oud zijn!" Toen zei de Heer tegen Abraham: "Waarom lacht Sara daar? Waarom zegt ze: 'Alsof ik nog een kind zou krijgen, terwijl ik al zo oud ben!'? Voor de Heer is niets te wonderlijk! Op de juiste tijd, over een jaar, zal Ik bij jullie terugkomen. Dan zal Sara een zoon hebben."