Genesis 18:1-14

Genesis 18:1-14 BB

Op een dag kwam de Heer naar Abraham toe bij de eikenbomen van Mamré. Abraham zat op dat moment bij de ingang van zijn tent. Het was op het heetst van de dag. Hij keek op en zag dat er drie mannen voor hem stonden. Hij stond op en liep naar hen toe. Hij boog diep en zei: "Wilt u alstublieft mijn gasten zijn? Laat mij water voor u halen, zodat u uw voeten kan wassen. En rust wat uit onder de boom hier. Ik zal u wat te eten brengen, zodat u een beetje opknapt voordat u verder reist. Want daarvoor bent u toch bij mij langsgekomen!" Ze zeiden: "Graag!" Abraham ging snel naar Sara in de tent en zei: "Ga vlug deeg maken en brood bakken!" Daarna liep Abraham naar de koeien en koos een gezond, vet kalf uit. Hij bracht het naar de knecht, die het snel voor hem ging slachten en klaarmaken. Toen het eten klaar was, zette hij het voor de mannen neer, met boter en melk. Hij bleef onder de boom staan terwijl zij aten. Toen vroegen ze hem: "Waar is je vrouw Sara?" Hij zei: "Daar, in de tent." En Hij zei tegen hem: "Over een jaar kom Ik bij je terug. Dan zal je vrouw Sara een zoon hebben." Sara luisterde bij de ingang van de tent, die achter Hem was. Abraham en Sara waren al heel erg oud. Sara was allang te oud om nog kinderen te kunnen krijgen. Daarom lachte Sara in zichzelf en dacht: "Alsof ik nog naar mijn man zou verlangen, nu we allebei al zo oud zijn!" Toen zei de Heer tegen Abraham: "Waarom lacht Sara daar? Waarom zegt ze: 'Alsof ik nog een kind zou krijgen, terwijl ik al zo oud ben!'? Voor de Heer is niets te wonderlijk! Op de juiste tijd, over een jaar, zal Ik bij jullie terugkomen. Dan zal Sara een zoon hebben."

Video voor Genesis 18:1-14