Prediker 10:8-15
Prediker 10:8-15 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Wie een kuil graaft, zal daarin vallen; en wie een muur doorbreekt, een slang zal hem bijten. Wie stenen wegdraagt, zal smart daardoor lijden; wie hout klieft, zal daardoor in gevaar zijn. Indien hij het ijzer heeft stomp gemaakt, en hij slijpt de snede niet, dan moet hij meerder kracht te werk stellen; maar de wijsheid is een uitnemende zaak, om iets recht te maken. Indien de slang gebeten heeft, eer der bezwering geschied is, dan is er geen nuttigheid voor den allerwelsprekendsten bezweerder. De woorden van een wijzen mond zijn aangenaam; maar de lippen van een zot verslinden hemzelven. Het begin der woorden zijns monds is dwaasheid, en het einde zijns monds is boze dolligheid. De dwaas maakt wel veel woorden; maar de mens weet niet, wat het zij, dat geschieden zal; en wat na hem geschieden zal, wie zal het hem te kennen geven? De arbeid der zotten maakt een iegelijk van hen moede; dewijl zij niet weten naar de stad te gaan.
Prediker 10:8-15 Herziene Statenvertaling (HSV)
Wie een kuil graaft, zal erin vallen. Wie een gat slaat in een muur, een slang zal hem bijten. Wie stenen lostrekt, zal daardoor bezeerd worden. Wie hout klooft, zal daardoor gevaar lopen. Als het ijzer bot wordt en iemand slijpt de snede niet, dan moet hij meer kracht zetten. Het voornaamste om te slagen is wijsheid. Als de slang vóór de bezwering bijt, heeft de meesterbezweerder geen nut. Woorden uit de mond van een wijze zijn aangenaam, maar de lippen van een dwaas verslinden hemzelf. Het begin van de woorden uit zijn mond is dwaasheid en het laatste uit zijn mond boosaardige zotternij. De dwaas gebruikt veel woorden, maar de mens weet niet wat er gebeuren zal. Wat er na hem zal gebeuren, wie zal het hem bekendmaken? Het zwoegen van de dwazen maakt hen moe, omdat zij niet weten hoe zij naar de stad moeten gaan.
Prediker 10:8-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Wie een kuil graaft, zal er in vallen; en wie een muur doorbreekt, zal door een slang gebeten worden. Wie stenen losbreekt, wordt erdoor gewond; wie hout klooft, loopt daardoor gevaar. Als het ijzer stomp is geworden en men heeft de snede niet gewet, dan moet men zijn krachten meer inspannen, maar het voornaamste om te slagen is wijsheid. Indien een slang bijt vóór de bezwering, dan baat de bezweerder niet. Woorden uit de mond van een wijze zijn innemend, maar de lippen van een dwaas verslinden hemzelf. Het begin der woorden uit zijn mond is onverstand, en het einde van zijn spreken is verderfelijke domheid. De dwaas is het, die vele woorden gebruikt – de mens weet niet, wat er geschiedt, en wie zal hem te kennen geven wat er na hem geschieden zal? Het zwoegen van de dwaas mat hem af, omdat hij de weg naar de stad niet weet.
Prediker 10:8-15 Het Boek (HTB)
Wie een put graaft, kan erin vallen. Wie een oude muur sloopt, kan gebeten worden door een slang. Terwijl u aan het werk bent in een mijn, kunnen vallende stenen u verpletteren. Elke slag van uw bijl kan gevaarlijk zijn. Een botte bijl vraagt veel van uw krachten, wees wijs en slijp het blad. Als een slang bijt vóór de bezwering, dan baat de bezweerder niet. Het is prettig om naar wijze woorden te luisteren, maar als een dwaas het woord neemt, voert hem dat naar de ondergang. Omdat hij al vanuit een dwaas uitgangspunt begint, is zijn conclusie pure onzin! Een dwaas vertelt iedereen precies wat er gebeuren gaat, maar bestaat er werkelijk iemand die kan vertellen wat de toekomst brengt? Een dwaas raakt ondersteboven van een klein beetje werk, omdat hij niet eens weet hoe hij het moet aanpakken.
Prediker 10:8-15 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Iemand die een valkuil graaft [ voor iemand anders ], zal er zelf in vallen. En iemand die een muur doorbreekt, zal door een slang gebeten worden. Iemand die stenen draagt, kan gewond raken. Als je hout hakt, loop je gevaar. Als je bijl bot is geworden, moet je hem slijpen. Doe je dat niet, dan moet je steeds meer kracht gebruiken. Als je iets goed wil doen, kun je het beste met wijsheid te werk gaan. Als de slang je al heeft gebeten vóór de bezwering, heeft het geen zin meer om de slangenbezweerder nog te laten komen. Iedereen luistert graag naar de woorden van een wijs mens. Maar de woorden van een dwaas storten hem in het ongeluk. Eerst zijn zijn woorden alleen maar onverstandig. Maar later wordt het zelfs gevaarlijk wat hij zegt. Dwaze mensen praten en praten maar, terwijl niemand weet wat er in de toekomst zal gebeuren. Niemand kan zeggen wat er na zijn dood zal gebeuren. Een dwaas zwoegt en zwoegt tot hij doodmoe is. [ Maar hij bereikt er nooit iets mee. Voor hem geldt het spreekwoord: ] "Hij is nog te dom om de weg naar de stad te vinden."