Deuteronomium 7:12-26
Deuteronomium 7:12-26 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
Zo zal het geschieden, omdat gij deze rechten zult horen, en houden, en dezelve doen, dat de HEERE, uw God, u het verbond en de weldadigheid zal houden, die Hij uw vaderen gezworen heeft; En Hij zal u liefhebben, en zal u zegenen, en u doen vermenigvuldigen; en Hij zal zegenen de vrucht uws buiks, en de vrucht uws lands, uw koren, en uw most, en uw olie, de voortzetting uwer koeien, en de kudden van uw klein vee, in het land, dat Hij aan uw vaderen gezworen heeft u te geven. Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal onder u noch man noch vrouw onvruchtbaar zijn, ook niet onder uw beesten; En de HEERE zal alle krankheid van u afweren, en Hij zal u geen van de kwade ziekten der Egyptenaren, die gij kent, opleggen, maar zal ze leggen op allen, die u haten. Gij zult dan al die volken verteren, die de HEERE, uw God, u geven zal; uw oog zal hen niet verschonen, en gij zult hun goden niet dienen; want dat zoude u een strik zijn. Zo gij in uw hart zeidet: Deze volken zijn meerder dan ik; hoe zou ik hen uit de bezitting kunnen verdrijven? Vreest niet voor hen; gedenkt steeds, wat de HEERE, uw God, aan Farao en aan alle Egyptenaren gedaan heeft; De grote verzoekingen, die uw ogen gezien hebben, en de tekenen, en de wonderen, en de sterke hand, en den uitgestrekten arm, door welken u de HEERE uw God, heeft uitgevoerd; alzo zal de HEERE, uw God, doen aan alle volken, voor welker aangezicht gij vreest. Daartoe zal de HEERE, uw God, ook horzelen onder hen zenden; totdat zij omkomen, die overgebleven, en voor uw aangezicht verborgen zijn. Ontzet u niet voor hunlieder aangezicht; want de HEERE, uw God, is in het midden van u, een groot en vreselijk God. En de HEERE, uw God, zal deze volken voor uw aangezicht allengskens uitwerpen; haastelijk zult gij hen niet mogen te niet doen, opdat het wild des velds niet tegen u vermenigvuldige. En de HEERE zal hen geven voor uw aangezicht, en Hij zal hen verschrikken met grote verschrikking, totdat zij verdelgd worden. Ook zal Hij hun koningen in uw hand geven, dat gij hun naam van onder den hemel te niet doet; geen man zal voor uw aangezicht bestaan, totdat gij hen zult hebben verdelgd. De gesneden beelden van hun goden zult gij met vuur verbranden; het zilver en goud, dat daaraan is, zult gij niet begeren, noch voor u nemen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt; want dat is den HEERE, uw God, een gruwel. Gij zult dan den gruwel in uw huis niet brengen, dat gij een ban zoudt worden, gelijk datzelve is; gij zult het ganselijk verfoeien, en te enenmaal een gruwel daarvan hebben, want het is een ban.
Deuteronomium 7:12-26 Herziene Statenvertaling (HSV)
Dan zal het gebeuren, omdat u deze bepalingen zult horen, in acht nemen en houden, dat de HEERE, uw God, voor u het verbond en de goedertierenheid in acht zal nemen die Hij uw vaderen onder ede beloofd heeft. Hij zal u liefhebben, u zegenen en u talrijk maken; Hij zal de vrucht van uw schoot zegenen en de vrucht van uw land, uw koren, uw nieuwe wijn en uw olie, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee, in het land dat Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven. Gezegend zult u zijn boven al de volken; onder u zal geen man of vrouw onvruchtbaar zijn, onder uw dieren evenmin. De HEERE zal alle ziekte van u weren en geen van de verschrikkelijke kwalen van Egypte, die u hebt leren kennen, zal Hij u opleggen, maar Hij zal ze geven aan allen die u haten. U zult al de volken verteren die de HEERE, uw God, u geeft. Laat uw oog hen niet ontzien. En dien hun goden niet, want dat is voor u een valstrik. Wanneer u in uw hart zegt: Deze volken zijn groter dan ik; hoe kan ik hen ooit uit hun bezit verdrijven? wees dan niet bevreesd voor hen. Denk steeds aan wat de HEERE, uw God, met de farao en met alle Egyptenaren gedaan heeft, de grote beproevingen die uw ogen gezien hebben, de tekenen, de wonderen, de sterke hand en de uitgestrekte arm waarmee de HEERE, uw God, u uitgeleid heeft. Zo zal de HEERE, uw God, doen met al de volken voor wie u bevreesd bent. Daarbij zal de HEERE, uw God, horzels onder hen zenden, totdat zij die overgebleven en voor u verborgen zijn, ook omgekomen zijn. Schrik voor hen niet terug, want de HEERE, uw God, is in uw midden, een groot en ontzagwekkend God. De HEERE, uw God, zal deze volken van voor uw ogen verdrijven, maar geleidelijk: u zult hen niet onmiddellijk kunnen vernietigen, anders zouden de dieren van het veld te talrijk worden voor u. De HEERE, uw God, zal hen aan u overgeven; Hij zal hen in grote verwarring brengen, totdat zij weggevaagd zijn. Hij zal u hun koningen in uw hand geven, en u moet hun naam van onder de hemel doen verdwijnen; niemand zal vóór u standhouden, totdat u hen weggevaagd hebt. De beelden van hun goden moet u met vuur verbranden. Het zilver en goud dat erop zit, mag u niet begeren of voor uzelf nemen, anders wordt u daardoor verstrikt, want het is voor de HEERE, uw God, een gruwel. U mag zoiets gruwelijks niet in huis halen, anders wordt u evenzo tot iemand op wie de ban rust; volledig verafschuwen moet u het, ja, er een diepe afschuw van hebben, want het is iets waarop de ban rust.
Deuteronomium 7:12-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Het zal geschieden, omdat gij aan deze verordeningen gehoor geeft en ze naarstig onderhoudt, dat de HERE, uw God, jegens u het verbond en de goedertierenheid zal bevestigen, die Hij aan uw vaderen met een eed bekrachtigd heeft; Hij zal u liefhebben, zegenen en talrijk maken; Hij zal zegenen de vrucht van uw schoot en de vrucht van uw bodem, uw koren, most en olie, de worp van uw runderen en de dracht van uw kleinvee, in het land, waarvan Hij uw vaderen gezworen heeft, dat Hij het u geven zou. Gezegend zult gij zijn boven alle volken; er zal geen onvruchtbare zijn onder uw mannen of vrouwen, noch onder uw vee. De HERE zal alle ziekten van u afwenden, en geen van de boze kwalen van Egypte, die gij kent, zal Hij u opleggen, maar Hij zal die brengen over allen die u haten. Gij zult alle volken die de HERE, uw God, u geven zal, verslinden; gij zult hen niet ontzien en hun goden niet dienen, want dat zou u tot een valstrik worden. Wanneer gij bij uzelf zoudt zeggen: Deze volken zijn talrijker dan ik, hoe zou ik dan in staat zijn hen te verdrijven? dan moet gij niet voor hen vrezen; houd steeds in gedachten, wat de HERE, uw God, aan Farao en geheel Egypte gedaan heeft, de grote beproevingen, die uw ogen gezien hebben, de tekenen en wonderen, de sterke hand en de uitgestrekte arm, waarmede de HERE, uw God, u uitgeleid heeft – zó zal de HERE, uw God, doen aan alle volken, voor welke gij bevreesd zijt. Bovendien zal de HERE, uw God, hoornaars op hen afzenden, totdat wie overgebleven waren en zich voor u verborgen hadden, zijn omgekomen. Sidder niet voor hen, want de HERE, uw God, is in uw midden, een grote en vreselijke God. De HERE, uw God, zal deze volken langzamerhand voor u uit verdrijven; gij zult hen niet in korte tijd mogen vernietigen, opdat het wild gedierte u niet te talrijk worde. Zo zal de HERE, uw God, hen aan u overleveren en hen in grote verwarring brengen, totdat zij verdelgd zijn. Hun koningen zal Hij in uw macht geven, zodat gij hun naam van onder de hemel doet verdwijnen; niemand zal tegen u standhouden, totdat gij hen verdelgd hebt. De gesneden beelden van hun goden zult gij met vuur verbranden; het zilver en het goud daaraan zult gij niet begeren en u niet toeëigenen, opdat gij daardoor niet verstrikt wordt, want het is een gruwel voor de HERE, uw God. En gij zult geen gruwel in uw huis brengen, zodat gijzelf evenzo onder de ban zoudt komen; gij zult het ten sterkste verfoeien en verafschuwen, want het ligt onder de ban.
Deuteronomium 7:12-26 Het Boek (HTB)
Wegens uw gehoorzaamheid zal de HERE zijn deel van het verbond nakomen dat Hij in zijn tedere liefde met uw voorouders sloot. Hij zal van u houden en u zegenen en u tot een groot volk maken. Hij zal u vruchtbaar maken, evenals uw grond en uw dieren. Uw oogsten van graan, druiven en olijven en uw kudden van vee, schapen en geiten zullen groot zijn in het land waarvan Hij uw voorouders beloofde het u te geven. U zult meer worden gezegend dan enig ander volk op aarde, niemand van u, man of vrouw, zal onvruchtbaar zijn. Hetzelfde geldt voor uw vee. De HERE zal ook alle ziekten voor u afweren en u niet laten lijden aan de ziekten uit Egypte, die u zo goed kent, Hij zal ze naar uw vijanden sturen! U moet alle volken die de HERE, uw God, in uw hand geeft, vernietigen. Toon geen medelijden en aanbid hun goden niet. Als u dat toch doet, zult u de gevolgen daarvan moeten dragen. Misschien denkt u bij uzelf: “Hoe kunnen wij deze volken die zoveel sterker zijn dan wij, ooit overwinnen?” Wees niet bang voor hen! Denk steeds aan wat de HERE, uw God, met de farao en het hele land Egypte deed. Herinner u het onheil dat de HERE over hen bracht—uw ouders zagen het met eigen ogen—de tekenen, de wonderen, de kracht en de sterkte van de Almachtige God, die Hij gebruikte om u uit Egypte te bevrijden. Welnu, de HERE, uw God, zal diezelfde macht gebruiken tegen de volken voor wie u bang bent. Ja, de HERE, uw God, zal zelfs horzels gebruiken om uw laatste vijanden uit hun schuilhoeken te verjagen! Nee, wees maar niet bang voor deze volken, want de HERE, uw God, is bij u en Hij is een grote en ontzagwekkende God. Hij zal hen langzamerhand verdrijven, niet in één keer, want anders zouden de wilde dieren snel vermeerderen en gevaarlijk worden. Hij zal het geleidelijk doen en u zult binnentrekken en die volken vernietigen. Hij zal hun koningen in uw macht geven en u zult hun namen van de aarde laten verdwijnen, alsof zij nooit hebben bestaan. Niemand zal tegen u opgewassen zijn. Verbrand hun afgodsbeelden en raak het goud en zilver, waarvan zij zijn gemaakt, niet aan. Eigen het u niet toe, want dan zal het een struikelblok voor u worden. De HERE verafschuwt deze dingen. Neem ook geen afgodsbeelden in huis om die te aanbidden, want anders wordt u vernietigd, net als zij. U moet er een afkeer van hebben, want het zijn vervloekte voorwerpen.’
Deuteronomium 7:12-26 BasisBijbel, de bijbel in makkelijk Nederlands (BB)
Als jullie je daaraan houden, zal jullie Heer God Zich houden aan het verbond dat Hij met jullie voorvaders [ Abraham, Izaäk en Jakob ] heeft gesloten. Hij zal goed voor jullie zijn. Hij zal van jullie houden en goed voor jullie zijn. Hij zal jullie tot een groot volk maken in het land dat Hij aan jullie voorvaders heeft beloofd. Hij zal jullie kinderen en jullie oogsten zegenen. Hij zal jullie graan, wijnstruiken en olijfbomen zegenen. Hij zal de jonge dieren van jullie vee zegenen. Jullie zullen méér gezegend zijn dan alle andere volken. Er zal niemand zijn die geen kinderen kan krijgen. Ook zullen er geen dieren zijn die geen jongen kunnen krijgen. De Heer zal alle ziekten bij jullie vandaan houden. Hij zal geen één van de rampen en ziekten die bij de Egyptenaren zijn gebeurd, bij jullie laten gebeuren. Maar Hij zal die rampen en ziekten laten komen over jullie vijanden. Vernietig alle volken die de Heer God in jullie macht zal geven. Heb geen medelijden met hen en laat hen niet in leven. Ga hun goden niet aanbidden. Want anders zal het slecht met jullie aflopen. Jullie vragen je misschien af: 'Die volken zijn groter dan wij. Hoe kunnen we hen dan wegjagen?' Maar jullie moeten niet bang voor hen zijn. Denk steeds aan wat jullie Heer God met de farao en heel Egypte heeft gedaan. Denk aan de grote rampen die jullie zelf hebben gezien. Aan de wonderen en de macht van de Heer waarmee Hij jullie uit Egypte heeft bevrijd. Hetzelfde zal jullie Heer God doen met alle volken waar jullie bang voor zijn. Verder zal jullie Heer God grote wespen op hen afsturen. De mensen die nog waren overgebleven en die zich voor jullie hadden verborgen, zullen door die wespen gedood worden. Wees dus niet bang voor die volken. Want jullie Heer God is bij jullie. Hij is een machtige en ontzagwekkende God. Jullie Heer God zal deze volken één voor één voor jullie wegjagen. Jullie mogen hen niet in korte tijd vernietigen, maar beetje bij beetje. Want anders zouden er te veel wilde dieren in het land komen. Jullie Heer God zal ervoor zorgen dat jullie hen overwinnen. Hij zal hen in paniek brengen en vernietigen. Hij zal hun koningen in jullie macht geven. Jullie zullen ervoor zorgen dat later niemand zich nog zal herinneren dat ze hebben geleefd. Geen enkele koning zal jullie kunnen verslaan. Ze zullen allemaal worden vernietigd. Jullie moeten hun godenbeelden verbranden. Het zilver en het goud van die beelden mogen jullie niet houden. Het zou daardoor slecht met jullie aflopen. Want jullie Heer God vindt die beelden walgelijk. En jullie mogen geen godenbeelden in jullie huis zetten. Want dan zal het slecht met jullie aflopen. Jullie moeten die beelden walgelijk vinden, want er rust een vloek op.