Wegens uw gehoorzaamheid zal de HERE zijn deel van het verbond nakomen dat Hij in zijn tedere liefde met uw voorouders sloot. Hij zal van u houden en u zegenen en u tot een groot volk maken. Hij zal u vruchtbaar maken, evenals uw grond en uw dieren. Uw oogsten van graan, druiven en olijven en uw kudden van vee, schapen en geiten zullen groot zijn in het land waarvan Hij uw voorouders beloofde het u te geven. U zult meer worden gezegend dan enig ander volk op aarde, niemand van u, man of vrouw, zal onvruchtbaar zijn. Hetzelfde geldt voor uw vee. De HERE zal ook alle ziekten voor u afweren en u niet laten lijden aan de ziekten uit Egypte, die u zo goed kent, Hij zal ze naar uw vijanden sturen! U moet alle volken die de HERE, uw God, in uw hand geeft, vernietigen. Toon geen medelijden en aanbid hun goden niet. Als u dat toch doet, zult u de gevolgen daarvan moeten dragen.
Misschien denkt u bij uzelf: “Hoe kunnen wij deze volken die zoveel sterker zijn dan wij, ooit overwinnen?” Wees niet bang voor hen! Denk steeds aan wat de HERE, uw God, met de farao en het hele land Egypte deed. Herinner u het onheil dat de HERE over hen bracht—uw ouders zagen het met eigen ogen—de tekenen, de wonderen, de kracht en de sterkte van de Almachtige God, die Hij gebruikte om u uit Egypte te bevrijden. Welnu, de HERE, uw God, zal diezelfde macht gebruiken tegen de volken voor wie u bang bent. Ja, de HERE, uw God, zal zelfs horzels gebruiken om uw laatste vijanden uit hun schuilhoeken te verjagen! Nee, wees maar niet bang voor deze volken, want de HERE, uw God, is bij u en Hij is een grote en ontzagwekkende God. Hij zal hen langzamerhand verdrijven, niet in één keer, want anders zouden de wilde dieren snel vermeerderen en gevaarlijk worden. Hij zal het geleidelijk doen en u zult binnentrekken en die volken vernietigen. Hij zal hun koningen in uw macht geven en u zult hun namen van de aarde laten verdwijnen, alsof zij nooit hebben bestaan. Niemand zal tegen u opgewassen zijn. Verbrand hun afgodsbeelden en raak het goud en zilver, waarvan zij zijn gemaakt, niet aan. Eigen het u niet toe, want dan zal het een struikelblok voor u worden. De HERE verafschuwt deze dingen. Neem ook geen afgodsbeelden in huis om die te aanbidden, want anders wordt u vernietigd, net als zij. U moet er een afkeer van hebben, want het zijn vervloekte voorwerpen.’