2 Samuël 21:1-3
2 Samuël 21:1-3 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En er was in Davids dagen een honger, drie jaren, jaar achter jaar; en David zocht het aangezicht des HEEREN. En de HEERE zeide: Het is om Saul en om des bloedhuizes wil, omdat hij de Gibeonieten gedood heeft. Toen riep de koning de Gibeonieten, en zeide tot hen: (De Gibeonieten nu waren niet van de kinderen Israëls, maar van het overblijfsel der Amorieten; en de kinderen Israëls hadden hun gezworen, maar Saul zocht hen te slaan in zijn ijver voor de kinderen van Israël en Juda.) David dan zeide tot de Gibeonieten: Wat zal ik ulieden doen, en waarmede zal ik verzoenen, dat gij het erfdeel des HEEREN zegent?
2 Samuël 21:1-3 Herziene Statenvertaling (HSV)
Er was een hongersnood in de dagen van David, drie jaar lang, jaar na jaar, en David zocht het aangezicht van de HEERE. En de HEERE zei: Het is vanwege Saul en vanwege zijn huis, dat beladen is met bloedschuld, omdat hij de Gibeonieten gedood heeft. Toen riep de koning de Gibeonieten en zei tegen hen – nu behoorden de Gibeonieten niet tot de Israëlieten, maar tot het overblijfsel van de Amorieten; en hoewel de Israëlieten hun een eed hadden gezworen, had Saul in zijn ijver voor de Israëlieten en Judeeërs toch geprobeerd hen te doden – David zei dan tegen de Gibeonieten: Wat moet ik voor u doen, en waarmee moet ik verzoening doen, zodat u het eigendom van de HEERE weer zult zegenen?
2 Samuël 21:1-3 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Er was in de dagen van David een hongersnood gedurende drie jaren achtereen; en David zocht het aangezicht des HEREN. De HERE zeide: Op Saul en op zijn huis rust een bloedschuld, omdat hij de Gibeonieten gedood heeft. Toen riep de koning de Gibeonieten en zeide tot hen – de Gibeonieten nu behoorden niet tot de Israëlieten, maar tot de rest der Amorieten en ofschoon de Israëlieten hun een eed hadden gedaan, had Saul in zijn ijveren voor de Israëlieten en voor de Judeeërs getracht hen om te brengen – David zeide dan tot de Gibeonieten: Wat kan ik voor u doen en waarmee kan ik verzoening bewerken, opdat gij het erfdeel des HEREN zegent?
2 Samuël 21:1-3 Het Boek (HTB)
Gedurende Davids regering heerste drie jaar lang een hongersnood en David bad daarom veel. Toen zei de HERE: ‘De oorzaak van de hongersnood ligt in de schuld van Saul en zijn familie, want zij vermoordden destijds de Gibeonieten.’ David liet de Gibeonieten bij zich komen. Zij hoorden niet bij het volk Israël, maar waren nakomelingen van de Amorieten. Israël had gezworen hen niet te doden, maar Saul had in zijn ijver voor het volk van Israël en Juda getracht hen uit te roeien. David vroeg hun: ‘Wat kan ik doen om onze schuld tegenover u weg te nemen en hoe kan ik u overhalen Gods volk te zegenen?’
2 Samuël 21:1-3 BasisBijbel (BB)
In de tijd dat David regeerde, was er een keer een hongersnood die drie jaar duurde. David ging de Heer om raad vragen. De Heer zei: "Het is de schuld van Saul, want hij heeft Gibeonieten laten doden. Daarom is zijn familie schuldig. Maar zijn familie is daar nooit voor gestraft." Toen liet de koning een aantal Gibeonieten komen. (De Gibeonieten zijn geen Israëlieten, maar Amorieten. De Israëlieten hadden hun gezworen hen niet te doden. Toch had Saul hen willen doden, omdat hij zo zijn best deed om een goede koning te zijn voor de Israëlieten en de Judeeërs.) David zei tegen hen: "Wat kan ik voor jullie doen? Hoe kan ik goedmaken wat Saul jullie heeft aangedaan? Want alleen dan zal de Heer weer goed zijn voor zijn volk."