1 Koningen 22:1-5
1 Koningen 22:1-5 Statenvertaling (Importantia edition) (STV)
En zij zaten drie jaren stil, dat er geen krijg was tussen Syrië en tussen Israël. Maar het geschiedde in het derde jaar, als Josafat, de koning van Juda, tot den koning van Israël afgekomen was, Dat de koning van Israël tot zijn knechten zeide: Weet gij, dat Ramoth in Gilead onze is? En wij zijn stil, zonder dat te nemen uit de hand van den koning van Syrië. Daarna zeide hij tot Josafat: Zult gij met mij trekken in den strijd naar Ramoth in Gilead? En Josafat zeide tot den koning van Israël: Zo zal ik zijn gelijk gij zijt, zo mijn volk als uw volk, zo mijn paarden als uw paarden. Verder zeide Josafat tot den koning van Israël: Vraag toch als heden naar het woord des HEEREN.
1 Koningen 22:1-5 Herziene Statenvertaling (HSV)
Drie jaar zaten zij stil: er was geen oorlog tussen Syrië en Israël. Het gebeurde echter in het derde jaar dat Josafat, de koning van Juda, naar de koning van Israël toe ging. Toen zei de koning van Israël tegen zijn dienaren: Weet u dat Ramoth in Gilead van ons is? En wij doen niets om het uit de hand van de koning van Syrië terug te nemen. Daarna zei hij tegen Josafat: Trekt u met mij ten strijde tegen Ramoth in Gilead? En Josafat zei tegen de koning van Israël: Ik ben als u, mijn volk is als uw volk, mijn paarden zijn als uw paarden. Verder zei Josafat tegen de koning van Israël: Vraag toch vandaag nog naar het woord van de HEERE.
1 Koningen 22:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)
Nadat men drie jaar stilgezeten had, zonder oorlog tussen Aram en Israël, gebeurde het in het derde jaar, dat Josafat, de koning van Juda, tot de koning van Israël kwam. En de koning van Israël zeide tot zijn dienaren: Weet gij wel, dat Ramot in Gilead aan ons behoort? En wij zijn nalatig om het uit de macht van de koning van Aram terug te nemen. Tot Josafat zeide hij: Gaat gij met mij ten strijde tegen Ramot in Gilead? En Josafat zeide tot de koning van Israël: Ik ben als gij, mijn volk is als uw volk, mijn paarden zijn als uw paarden. Maar Josafat zeide tot de koning van Israël: Vraag toch eerst het woord des HEREN.
1 Koningen 22:1-5 Het Boek (HTB)
Drie jaar lang werd er geen oorlog gevoerd tussen Syrië en Israël. Maar in het derde jaar, terwijl koning Josafat van Juda koning Achab van Israël een bezoek bracht, zei Achab tegen zijn hovelingen: ‘Beseft u wel dat de Syriërs nog steeds onze stad Ramot in Gilead bezet houden? En wij zitten hier stil zonder er iets aan te doen!’ Hij wendde zich tot Josafat en vroeg hem: ‘Wilt u met uw leger met mij mee optrekken om Ramot in Gilead te heroveren?’ En koning Josafat van Juda antwoordde direct: ‘Maar natuurlijk. U en ik zijn broeders, mijn hele leger en al mijn paarden staan tot uw beschikking. Maar,’ voegde hij eraan toe, ‘we zouden het eerst aan de HERE moeten vragen, dan weten we wat Hij wil dat wij doen.’
1 Koningen 22:1-5 BasisBijbel (BB)
Drie jaar lang was er geen oorlog tussen Aram en Israël. Drie jaar lang hadden de mensen rust. Maar in het derde jaar kwam koning Josafat van Juda op bezoek bij koning Achab van Israël. De koning van Israël had tegen zijn dienaren gezegd: "Weten jullie wel dat Ramot in Gilead eigenlijk van ons is? En wij hebben niet eens geprobeerd om het terug te veroveren op de koning van Aram!" Daarom vroeg hij koning Josafat: "Wilt u mij helpen om Ramot in Gilead veroveren?" Koning Josafat antwoordde: "Ik doe mee. Ik, mijn leger en mijn paarden staan voor u klaar. Maar vraag eerst de Heer om raad."