Uit de synagoge ging Jezus met Simon en Andreas mee naar huis. Jakobus en Johannes waren er ook bij. Simons schoonmoeder was ziek en lag met koorts op bed. De mannen vertelden het aan Jezus. Toen Hij binnenkwam, ging Hij naar haar toe, pakte haar bij de hand en hielp haar overeind. De koorts verdween meteen. Zij stond op en maakte eten voor hen klaar. Die avond na zonsondergang bracht men alle zieken en bezetenen bij Hem. Veel nieuwsgierigen waren te hoop gelopen en voor het huis was het een drukte van belang. Jezus genas heel veel mensen, wat voor ziekte ze ook hadden. Uit vele anderen verjoeg Hij de boze geesten. Hij liet niet toe dat die boze geesten iets zeiden, want zij wisten wie Hij was. Op een morgen stond Jezus voor dag en dauw op en ging alleen naar een stil plekje om te bidden. Later gingen Simon en de anderen Hem achterna. Toen zij Hem gevonden hadden, zeiden zij: ‘Iedereen is op zoek naar U.’ Maar Hij antwoordde: ‘Kom, wij gaan naar andere dorpen en steden hier in de buurt. Dan kan Ik de mensen daar ook over het goede nieuws van God vertellen. Daarvoor ben Ik immers gekomen.’
Lees Marcus 1
Luisteren Marcus 1
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Marcus 1:29-38
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's