Op een dag liep Hij langs het meer van Galilea en zag twee vissers hun net in het water gooien. Het waren twee broers: Simon, die ook wel Petrus wordt genoemd, en zijn broer Andreas. Jezus zei tegen hen: ‘Ga met mij mee. Dan zal ik een ander soort vissers van jullie maken. Vissers die mensen voor Mij vangen.’ Zij lieten meteen hun netten liggen en gingen met Hem mee. Iets verderop zag Jezus nog twee broers: Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. Zij zaten bij hun vader in de boot netten te repareren. Hen riep Hij ook. Zij lieten direct de boot en hun vader achter en gingen met Jezus mee. Jezus trok door heel Galilea. Hij sprak in de synagogen en vertelde overal het goede nieuws van het Koninkrijk. Hij genas de mensen van alle ziekten en kwalen. Het nieuws over Hem bereikte zelfs heel Syrië. Van alle kanten werden ernstig zieke mensen bij Hem gebracht. Sommigen hadden boze geesten. Anderen leden aan vallende ziekte. Weer anderen waren verlamd. Maar wat zij ook hadden, Hij genas hen allemaal. Grote groepen mensen volgden Hem, zij kwamen uit Galilea, Dekapolis, Jeruzalem, Judea en van de andere zijde van de Jordaan.
Lees Mattheüs 4
Luisteren Mattheüs 4
Delen
Alle vertalingen vergelijken: Mattheüs 4:18-25
Sla Bijbelteksten op, lees offline, bekijk onderwijsvideo's en meer!
Thuisscherm
Bijbel
Leesplannen
Video's