Mattheüs 13:34-58

Mattheüs 13:34-58 HTB

Telkens wanneer Jezus de mensen toesprak, vertelde Hij gelijkenissen, dat zijn verhalen met een diepere betekenis. Hij gebruikte voortdurend voorbeelden om duidelijk te maken wat Hij bedoelde. Een van de profeten had al gezegd: ‘Ik wil door middel van voorbeelden spreken en vertellen wat van het begin van de wereld af geheim is gebleven.’ Jezus stuurde de mensen weg en ging naar huis. Zijn leerlingen kwamen bij Hem zitten en vroegen wat Hij bedoelde met de gelijkenis over het onkruid tussen het graan. ‘Luister,’ zei Hij. ‘Ik, de Mensenzoon, ben de boer die het goede zaad zaait. Het land is de wereld. Het goede zaad zijn de mensen die bij het Koninkrijk horen. En het onkruid zijn de mensen die bij de duivel horen. De vijand die het onkruid heeft gezaaid, is de duivel. De oogst is het einde van deze tijd en de maaiers zijn de engelen. Zoals in dit verhaal het onkruid bijeengehaald en verbrand wordt, zo zal het ook gaan bij het einde van deze tijd. Ik, de Mensenzoon, zal mijn engelen erop uitsturen. Zij zullen alle verleidingen en alle slechte mensen uit mijn Koninkrijk bijeenhalen en in de oven gooien. Daar zal het een en al wroeging, tranen en verdriet zijn. Maar de goede en gelovige mensen zullen in het Koninkrijk van hun Vader stralen als de zon. Wie oren heeft, moet ook goed luisteren! Het Koninkrijk van de hemelen is net een schat die ergens in een stuk land ligt en door iemand wordt ontdekt. Die man stopt de schat vlug weer in de grond. Hij is zo blij dat hij alles wat hij heeft, verkoopt. Dan koopt hij het stuk land, met de schat erbij! Het Koninkrijk van de hemelen doet ook denken aan een koopman die op zoek is naar mooie parels. Ineens ontdekt hij er een van grote waarde. Hij verkoopt alles wat hij heeft en koopt die ene kostbare parel. Een ander voorbeeld van het Koninkrijk van de hemelen is een visser die zijn net in het water gooit. Er komen allerlei vissen in. Wanneer zijn net vol is, trekt hij het op de kant en gaat de vissen sorteren. De goede doet hij in de manden, de slechte gooit hij weg. Zo zal het ook gaan bij het einde van deze tijd. De engelen zullen komen om de slechte mensen van de goede te scheiden. En de slechten zullen in het vuur worden gegooid. Daar zal het een en al wroeging, tranen en verdriet zijn. Begrijpen jullie dit?’ ‘Ja,’ antwoordden zij. Hij ging verder en zei: ‘Iedere leraar van de Joodse godsdienst die een leerling van Mij wordt, heeft een dubbele schat: de oude schat van Mozes en de profeten én de nieuwe schat van Mij.’ Na het vertellen van al deze gelijkenissen ging Jezus naar Nazareth, de stad waar Hij was opgegroeid. Daar sprak Hij in de synagoge. Iedereen verbaasde zich over zijn wijsheid en de wonderen die Hij deed. ‘Hoe is dit mogelijk?’ zeiden zij daar. ‘Hij is toch de zoon van onze timmerman! En we kennen allemaal zijn moeder Maria en zijn broers Jakobus, Jozef, Simon en Judas. Zijn zusters wonen hier ook. Wat verbeeldt Hij Zich wel?’ Het was duidelijk dat zij niets met Hem te maken wilden hebben. Jezus zei tegen hen: ‘Een profeet wordt overal geëerd, behalve in zijn eigen stad en in zijn eigen familie.’ Hij deed daar niet veel wonderen, omdat zij niet geloofden.