Lucas 21:20-36

Lucas 21:20-36 HTB

En als je ziet dat Jeruzalem wordt belegerd, is dat het teken dat de verwoesting van de stad nadert. Laten de mensen die dan in Judea zijn, naar de bergen vluchten. En wie op het platteland zijn, moeten niet naar de stad gaan. Want in die dagen zal God zijn oordeel voltrekken. De woorden van de profeten zullen dan in vervulling gaan. Het zal een vreselijke tijd worden voor vrouwen die zwanger zijn of een baby hebben. Er zal een diepe ellende over dit land komen. God zal zijn toorn op dit volk koelen. De mensen zullen afgeslacht of als krijgsgevangenen over de hele wereld verstrooid worden. Vreemde volken zullen Jeruzalem overwinnen en vertrappen tot aan hun tijd een einde komt. Er zullen vreemde verschijnselen in het heelal zijn: waarschuwingen en tekenen van de zon, maan en sterren. De volken op aarde zullen in paniek raken. Ze zullen helemaal overstuur raken door het gebulder van de zee en de branding. De mensen zullen het besterven van angst, omdat ze denken dat de wereld vergaat. Want de machten van het heelal zullen door elkaar worden geschud. En dan zal iedereen Mij, de Mensenzoon, zien komen in een wolk, met macht en schitterende majesteit. Dus als deze dingen beginnen, ga dan rechtop staan en kijk omhoog! Want je verlossing is niet ver meer!’ Hij maakte het hun duidelijk met deze gelijkenis: ‘Let eens op de vijgeboom of op een andere boom. Wanneer je de blaadjes ziet uitkomen, weet je dat het bijna zomer is. Wanneer je ziet gebeuren wat Ik zojuist heb gezegd, kun je er van opaan dat het Koninkrijk van God er bijna is. Ik verzeker jullie: al deze dingen zullen gebeuren, nog voordat deze generatie voorbij is. De hemel en de aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zeker niet. Pas op! Laat je niet door mijn plotselinge komst overrompelen, laat je niet bedwelmen door allerlei uitspattingen en door te veel te drinken, laat je niet in beslag nemen door de zorgen van het leven. Want voor alle bewoners van de aarde zal die dag van mijn komst komen. Wees daarom voortdurend op je hoede, bid steeds dat je veilig door de komende verschrikkingen heen zult komen en dat je daarna bij Mij, de Mensenzoon, mag zijn.’