Jozua 9:1-6

Jozua 9:1-6 HTB

De koningen uit die buurt hoorden wat met Jericho was gebeurd en brachten snel hun legers op de been om gezamenlijk oorlog te voeren tegen Jozua en de Israëlieten. Hiertoe behoorden de koningen van de volken die tussen de Jordaan en de Middellandse Zee woonden. Dit gebied strekt zich naar het noorden uit tot aan de Libanon, daar woonden de Hethieten, Amorieten, Kanaänieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. Maar toen de inwoners van de stad Gibeon hoorden wat met Jericho en Ai was gebeurd, gingen zij met list te werk en stuurden afgevaardigden naar Jozua die versleten en afgedragen kleren droegen en op opgelapte sandalen liepen om de indruk te wekken dat ze een lange reis hadden gemaakt. De zadeltassen op hun ezels en hun wijnzakken zagen er al niet veel beter uit. Hun brood was uitgedroogd en beschimmeld. Aangekomen bij het kamp van Israël in de buurt van Gilgal, zeiden zij tegen Jozua en de mannen van Israël: ‘Wij komen uit een ver land om u te vragen een vredesverdrag met ons te sluiten.’